No road to nowhere
Wat een volk woont hier. Ik vind ze leuk. Ze zijn wild. Ze dragen al een tijd geen traditionele kostuums meer maar ‘sekonhan klos’ (nieuwe kleding is vrijwel nergens in PNG te koop), maar onder die kleding zitten nog veel oude gebruiken verborgen. Ze vechten nog steeds om de haverklap oorlogen uit met elkaar en het belangrijkste voor de mannen, als ze niet zitten te wachten op hun haar, zijn nog steeds hun varkens en tuintjes en voor de vrouwen de grond en het bezit daarvan en zorgen dat er iets te eten verbouwd wordt. Koken doen die mannen overigens vaak zelf maar dat is uit eigenbelang. Ze zijn altijd bang dat de vrouwen hun zullen vergiftigen. Sowieso wordt je door contact met het vrouwelijk geslacht vrijwel vanzelf ernstig ziek en het is beter om een blokje om te lopen als je er een tegenkomt. Mannen en vrouwen slapen ook niet samen en het is mij een raadsel waar die duizenden kinderòen vandaan komen. Hier geloven ze dat de geesten van de voorouders dat op gang helpen maar wij weten toch inmiddels beter. Of moeten we daar ook al aan gaan twijfelen?
Het mag hier dan een van de gevaarlijkste gebieden van PNG zijn en vooral de weg die vandaag op het programma stond staat bekend als een no-go area. Het bleek mee te vallen. Het grootste gevaar zat hem in de weg zelf. Zelden zo’n geval meegemaakt. Had vaak het gevoel dat geen weg veel comfortabeler gereden had. Het grootste nadeel van een dergelijk parcours is het gebrek aan aandacht dat je kunt geven aan de omgeving. Het hobbelt en rammelt allemaal een beetje aan je voorbij. Helemaal veilig in Tari aangekomen en alleen hartverwarmende vriendelijkheid tegengekomen. Ze werpen zich haast voor je camera en het valt niet mee om een portret te nemen want er verschijnt altijd wel een gezicht extra in beeld. Of tien. Maar alweer geen Huli Wigmen.