Bilu Kyun Island, headhunters island

Bilu Kyun Island, headhunters island

Dat koppensnellen is er niet meer bij en ook de beloofde horsecart is ver te zoeken. Zo op het eerste gezicht redelijk mooi aangeharkt dat Bilu Kyun Island. Een soort heel groot Terschelling maar dan zonder de stranden en duinen en met enorm veel stupa's en pagode's. En ander volk natuurlijk, Duits wordt er nauwelijks gesproken. Ik ben een dagje op excursie, op groepsreis, met tien jonge Spanjaarden en mijnheer Tasje, de Birmaanse reisleider met een onafscheidelijk tasje onder de arm geklemd, die de grootste moeite heeft de aandacht van de groep vast te houden. Voor hem ben ik Mr. Jeeen, de oudste van het stel, die de hele dag een voorkeursbehandeling krijgt. Lekker laten aanleunen zou ik zeggen. We werden verdeeld over twee busjes waartegen we niet zo snel auto zouden zeggen maar het reed tegen alle verwachting in heel behoorlijk en voorin zitten heeft zo zijn voordelen. Mijn achterste kan een dagje bekomen van het bromfietszadelterrorisme. We hobbelen heel diep het eiland in, rijden weer een zandpad in om dan plotseling om te keren en bij iemand op zijn erf allemaal een leitje met een schrijfhoutje uitgereikt te krijgen. Functie onbekend. De leitjes blijven in de loop van de dag achter bij kinderen die er meer aan hebben dan wij digitale schrijvers. Op de hoofdweg slaan we het passeren van zeshonderd voornaam uitziende monniken gade die blijkbaar op weg zijn naar een tempelfestival en onderweg nog wat rijst meepikken. Zeshonderd zijn er best veel dus het duurt even.


Daarna start het educatieve deel van de dag, het bezoeken van kleine huisindustrietjes. Wie wil er niet wijs worden onderweg. De touwslagerij met als eindproduct het deurmatje. Je veegt je voeten er nooit meer op als je gezien hebt hoeveel werk het is zo'n ouderwets, dik, bruin deurmatje. Ven piepjong tot stokoud wordt eraan gewerkt. Van de vezels de kokosnoten aftrekken, touw vlechten, touw hakken, weven, naaien, afwerken en nu sla ik de helft van de bewerkingen maar over. Er vindt hier kinderarbeid plaats en het gekke is dat je geen moment dat gevoel krijgt. Het ziet er volkomen normaal uit dat de kleintjes meewerken. Wat het niet is natuurlijk.


Dan op naar de volgende multinational; de kleine gekleurde elastiekjes fabriek. Eerst rubber melken, verhitten, drogen en ga zo maar door. Prachtige oude machines maar vooral weer veel, veel handwerk. Ik had het altijd al willen weten waar die kleine rotdingen vandaan komen. Handig voor de mensheid, vooral hier maar ijselijk dodelijk voor de dierenwereld. Die weten niet wat ze er mee aanmoeten en vreten ze dan maar op met vreselijke gevolgen. Gelukkig was het daarna tijd voor de lunch. We mochten aanschuiven bij een dorpsfeest. Geweldige lunch wat later bleek niet de enige lunch. Er stond bij het feest een geluidswal te blèren waarvan het volume zo hoog stond dat de tanden tijdens het eten uit je bek trilden.


Voort ging het weer naar de bamboehoedjesmakerij en weer verder naar het weven van erg mooie stoffen en dan vergeet ik ook nog het bezoek naar de onontkoombare winkel van vernuftig en creatief gemaakte houten dingetjes waar je weinig anders mee kunt dan thuis ergens op een richeltje zetten. Het was een leerzame dag en dat was het. Al kon ik maar steeds niet laten om naar de mensen hier te kijken en mij af te vragen waar die koppenseel genen nu toch gebleven waren.