The Mardin Citadel

 

The Mardin Citadel

De oude stad Mardin stond nog op mijn lijstje. Niet te missen, zeggen ze, en daar hadden ze gelijk in. De oude stad (er is ook een nieuwe, enorm veel groter) lijkt als een honingraat tegen de berg geplakt. Aan de voet van de citadel ontvouwt zich een doolhof van steegjes, bogen, trappen, doorgangen die nergens heen lijken te leiden, en dan ineens weer wél. Er is één grote straat, een soort koopgoot vol koffietentjes, parfum- en kruidenwinkels en koelkast magneten supermarkten. Ik bezocht wat hoogtepunten van een plattegrond, een moskee hier, een uitzicht daar, en het paleisachtige museum. Mooie zalen, veel trappen, mozaïek en vitrines met zoveel erin dat ik moe werd van het kijken. Alles natuurlijk super oud. Ook aan die straat een tentje met het lekkerste sinaasappelwater wat ik ooit proefde. Ben geen kenner moet ik wel zeggen. Daarna naar het oude klooster buiten de stad: Deyrulzaferan. Gebouwd door Syrisch-orthodoxe monniken, nog steeds in gebruik. In de schaduw van een veel olijfbomen genesteld tegen een berg. Stilte heeft daar al zo lang de toon gezet dat zelfs de voetstappen van de toeristen als een inbreuk voelden. Hielden ze ook maar hun mond. Toen door naar Midyat, waar ik meer van had verwacht. De stad was te druk en had maar weinig sfeer. De beloofde middeleeuwen kon ik niet vinden. Of ik was moe. Ik reed verder. Nog een stuk, nog een uurtje of zo. Opeens verandert het landschap. Breder, opener, leger. Silopi. Geen schoonheid, geen charme. Wel een Grand Hotel. Maar het einde van de weg. Of beter: het begin van een andere. Hier houdt Turkije op. En begint Irak, of liever gezegd: Kurdistan. Dat is voor morgen. Van de Eufraat naar de Tigris, van steegjes naar grensposten. Ooit droomde ik van deze reis. En nu sta ik aan de rand van iets onbekends.