Tirana
In pouring rain, I said goodbye to Krujë, a town that, this time, didn’t quite live up to the memory I had of it. Plans changed. Off to Tirana then. An hour’s drive, though it felt longer. And there too, the rain persisted. On the central square, of course, Skanderbeg Square, I politely declined the invitation to dress up as an old Albanian man inside one of the city’s roving Instagram buses. I also refused to take shelter. And most certainly refused to buy an umbrella. So naturally, a few minutes later I found myself standing under an awning, huddled with dozens of Chinese tourists, waiting for the sky to reconsider. I ended up diving into a museum instead.
Literally, underground, into a former nuclear bunker, one of many scattered across the city. It was the museum dedicated to the horrors of Albania’s communist regime. It started relatively light, with an exhibit on the notorious traffic police of the late 1950s. They were responsible for an impressive number of accidents.
No wonder: only 1% of them had a driver’s license. From there, things got darker. The secret police were masters in the art of torture, used on so-called subversive elements. Between 1944 and 1991, some 6,000 people were executed. Another 14,000 managed to flee the country, of whom 1,000 didn’t survive the attempt. Images, sounds, documents, everything was presented with chilling clarity. The list of torture methods was stomach-turning. One of the “investigation rooms” featured a flickering fluorescent light. Simple, but disturbingly effective. When I finally came back up to street level, I had to blink. Not because of the light, but because of the realization that everything I had just seen wasn’t even a full generation ago. It was still raining. Apparently, that’s not supposed to happen in May. But like history, the rain didn’t seem to care.
Tirana
In stromende regen nam ik afscheid van Krujë, dat deze keer niet helemaal kon waarmaken wat ik ervan had onthouden. Plannen omgegooid. Richting Tirana dan maar. Een uurtje rijden, al voelde het langer. Daar bleef het nat. Op het centrale plein, natuurlijk het Skanderbeg plein, weigerde ik beleefd de uitnodiging om me te laten verkleden als oude Albanees in één van de Instagram-bussen. Ik weigerde ook te schuilen. En al helemaal om een paraplu aan te schaffen. Dus stond ik even later toch met tientallen Chinezen onder een afdak te wachten tot de lucht zich bedacht. Toen maar een museum in gedoken. Letterlijk: onder de grond, in een voormalige atoombunker, zoals er vele in deze stad staan.
Het was het museum over de verschrikkingen van het communistische regime. Het begon nog luchtig met een expositie over de beruchte verkeerspolitie van eind jaren vijftig. Zij bleken opvallend veel ongelukken te veroorzaken. Geen wonder: slechts 1% had een rijbewijs. Daarna werd het minder vrolijk. De geheime politie blonken uit in marteltechnieken voor zogenaamde subversieve elementen. Tussen 1944 en 1991 werden 6.000 mensen geëxecuteerd. 14.000 wisten te vluchten, waarvan 1.000 het niet overleefden. Beelden, geluiden, documenten, het werd allemaal huiveringwekkend overtuigend gepresenteerd. De lijst met martelmethodes was ronduit misselijkmakend. Eén van de 'investigatiekamers' had een knipperend tl-licht. Dat werkte goed. Toen ik weer boven stond, op de stoep, moest ik ook met mijn ogen knipperen. Niet van het licht, maar van het besef dat alles wat ik net had gezien, nog geen generatie geleden werkelijkheid was. Het regende nog steeds. Volgens de Albanezen hoort dat niet in mei. Maar de regen trok zich daar, net als de geschiedenis, weinig van aan.