My first morning in Azerbaidzjan
Mijn eerste ochtend in Azerbeidzjan
De Kaspische Zee lag voor me toen ik vanochtend mijn hotel uitstapte.
Voor het eerst in mijn leven stond ik aan haar oever, ik vloog er tot nu toe altijd overheen. Ik dacht dat ik de wereld inmiddels wel kende, maar er blijven altijd witte vlekken over. Vroeger leerde ik dat deze ‘zee’ bijna was leeggelopen, maar dat probleem lijkt inmiddels opgelost. De vervuiling nog niet: ergens las ik dat water en aardolie hier in een broos evenwicht samenleven. Goed, ik ben hier natuurlijk voor de futuristische stad Bakoe. De glazen torens lijken met elkaar te wedijveren: wie is het hoogst, wie het vreemdst gevormd, en welke lijkt nu écht op een vlam? Ik weet het nog niet, terwijl je hier rondloopt, bouwen ze alweer verder. Op het eerste gezicht is de sfeer in deze boomtown opvallend ontspannen. De mensen zijn vriendelijk, bijna zorgeloos. Buiten de bouwvakkers lijkt niemand aan het werk, maar dat zal wel schijn zijn; slenteren is hier tot kunst verheven. Er wordt zelfs getrouwd, op een doodgewone dinsdag, de elfde van de elfde nota bene. Of droom ik mezelf nog even terug naar Brabant? Het kersverse bruidspaar kon in elk geval nog nét via de telefoon hun geheime liefdes vertellen dat ze tóch een aantrekkelijkere partner hadden gevonden. Na een lange wandeling bereikte ik tegen het einde van de middag de oude stad, terecht bekroond met een UNESCO-status. De theehuizen zitten er vol: oude mannen die de wereldpolitiek bespreken, en jonge stelletjes vol plannen die voor wat meer intimiteit liever de kust van de Kaspische Zee opzoeken. Wat verder opviel? Om de honderd meter staat er een schiettent, waar je kennelijk je agressie kunt botvieren, al zag ik niemand dat werkelijk doen. Misschien is zelfs boos zijn hier te veel moeite.