U Sein Win
In Bhamo zoek ik de volgende ochtend de plaatselijke gids op. Hij was vroeger een belangrijk technisch adviseur van allerlei bedrijven hier maar een beetje rondfietsen met toeristen levert veel meer op. Iedereen kent hem, hij is een plaatselijke beroemdheid. Heeft een vliegende helikopter gebouwd en bouwt modelvliegtuigen. Als ik bij hem binnenkom staat de helikopter te pronken in de kamer. Hij vertelt er enthousiast over, evenals over zijn plannen om een vliegtuig te bouwen en daarmee vanuit Birma de wereld rond te vliegen. Hij zou de eerste Birmees zijn die dat doet. Zo te zien meent hij wat hij zegt. Ik hoop wel dat dat vliegtuig er degelijker uit gaat zien dan zijn helikopter. Daarmee zou ik nog minder graag gaan vliegen dan met Myanmar Airways. En gezien de reputatie van de laatste zegt dat veel over mijn vertrouwen in dit vehikel. De man, U Sein Win, vraagt waar ik vandaan kom en ‘Roed en Robben’ zijn meteen weer in beeld. Als wij toch geen voetballers hadden! Dan waren we Belgen. U Sein Win wil met mij naar een olifanten- trainingskamp op twee dagen varen van hier. Maar na dertig jaar reizen in Zuidoost-Azië kan ik er echt niet nog een olifantentrainingskamp bij hebben. Dat wordt dus fietsen naar een bergtop voor een mooi uitzicht vanaf een pagode. Eigenlijk heb ik geen zin maar hij dringt zo aan en hij vraagt maar 15 dollar voor dat tochtje. Dat is een heleboel geld, zeker als ik hoor dat ik dan ook nog een fiets moet huren. Toevallig verhuurt zijn dochter zo’n ding. Even later peddelen wij gezellig door de rijstvelden van de ene pagode naar de andere. Bij de rivier aangekomen moeten we een 1500 meter lange houten brug oversteken. Die is van bamboe en deze moeten ze na elk regenseizoen weer opnieuw bouwen. Erg stabiel is hij ook niet. Maar er lopen de prachtigste mensen op en iedereen houdt halt om aan U Sein Win te vragen aan wie hij nu weer een geheel verzorgde fietstocht verkocht heeft. Ze lachen daar allemaal om en voelen allemaal een keer aan mijn arm of schouder; de durfallen trekken zelfs aan de haren op mijn arm. Die willen ze ook wel. Aan de andere kant van de rivier is het nog een roteind fietsen naar die pagode. Tientallen gammele houten bruggetjes moeten we over en het pad klimt en daalt naar iedere sloot die de rivier instroomt. Plotseling zegt U Sein Win: ‘Careful, bridge not so good.’ Een understatement. Om geen nat pak te halen kun je nog beter gaan fierljeppen dan deze brug gebruiken. Toen ik er middenop stond zwiepte hij helemaal tot een centimeter of tien boven de waterlinie naar links. Toen met een vaart weer terug de andere kant op. Het is bamboe, dus buigzaam. Ik bleef droog. U Sein Win hield het niet droog. Tranen druppelden over zijn wangen van het lachen en met hem lachte een heel opstootje van dorpelingen mee die dit natuurlijk hadden zien aankomen. Lachen om een onhandige witkop, je kunt ze niet blijer maken. Het uitzicht bij de pagode was helemaal niets maar het pad ernaartoe was, zoals zo vaak, beter dan het doel. Ik had een sportieve rustige dag. Morgen weer op een boot naar Katha. Dat is wel toegestaan.