Captains Bar
Ik zit in de bovenbar van het Savoy Hotel in Yangon. De Kippling Bar. Hotelbars worden vooral naar schrijvers genoemd. Omdat het goede plekken om te schrijven zijn of omdat schrijvers goede drinkers zijn? Beide zal wel waar zijn. Voor drinken heb ik in ieder geval alle getuigschriften. Naar Kippling hebben ze hier in dit land vele bars vernoemd. Inmiddels heb ik er in vier gezeten. Zelfs die in Mandalay waar Kippling nooit geweest is, al heet zijn bekendste boek ‘Road to Mandalay’. Naar George Orwell is hier niet veel vernoemd terwijl dat toch ook een goede drinker was. Deze Kippling bar is gedeeltelijk in de open lucht. Met gratis uitzicht op de Schwedagon Pagode in het avondlicht. Het is happy hour. Ik ben vergeten te kijken wat het inhoudt. Het zal wel bier voor de halve prijs of een dubbele hoeveelheid zijn. In beide gevallen drink je te veel. Ik zit buiten. De rest binnen. Airco. Ik hou van de warmte, vooral op dit uur van de dag. Ik ben een tropendier. Vanaf de drukke straat beneden probeert iedereen je aandacht te vangen. Ze gooien gewoon iets in de aanbieding waar ze toevallig handel in drijven. Zelfs een taxichauffeur met al een klant op de achterbank roept ‘Hé Mister Taxi!’ Natuurlijk kan zijn klant het bos in als hij het vijfdubbele kan krijgen van de toerist. Dat is de regel hier. Bij het afrekenen blijkt dat het happy hour beneden in de ‘Captains Bar’ is. Had ik die twee flessen beter kunnen verdelen over de avond. Later, na het eten, stap ik alsnog de ‘Captains Bar’ binnen. Ik zie en herken haar meteen. Zij kijkt weg. Krijgt een kleur. En kent mij duidelijk niet. Ik heb haar voor het laatst gezien op een terras van een pub in Brisbane, ‘Under the Story Bridge of Shelley’s’ of zoiets. Of eigenlijk heb ik haar het laatst gezien liggend tussen een taxi en de stoeprand. Ze was toen zo dronken als een toeter. Ik had haar in een taxi proberen te helpen maar dat was wat onhandig verlopen. Ze wilde wel meer, maar daar was ik niet echt aan toe. We hadden de hele avond uiterst gezellig staan praten en de gesprekken werden steeds persoonlijker. Toen ik haar de taxi in hielp was zij van mij en ik van haar op de hoogte. Zij was even voor twee weken terug in Australië vanuit Indonesië. Daar werkte haar man in de kolenmijnen op Borneo. Een zeer goed betaalde klotebaan. Zij was daar eenzaam van muur tot muur, want mocht niet werken, zelfs niet in de huishouding, en haar man was ook niet al te vrolijk. Het contract zou vijf jaar duren en ze was er nu pas drie maanden geweest. Ze had de hele avond hoog opgegeven over haar huwelijkstrouw al hield ze niet echt meer van haar man. Ze was niet erg positief over de man geweest. Ik wel over mijn vrouw en dat vond ze maar raar met het oog op wat er gebeurd was. Hoe later het werd, hoe persoonlijker en ik kreeg steeds meer inzicht in haar borsten. Haar jurk bleek tenminste steeds weer verder te kunnen zakken zonder uit model te raken. Daarna vond ze het veel te ver naar haar appartement aan de andere kant van de Brisbane-rivier. Mijn hotel was aan de overkant van het café. Mijn drankconsumptie was heel matig geweest. Achteraf prettig. Ik heb toen zelf maar een taxi aangehouden. En de chauffeur het kaartje gegeven met haar naam en adres dat ik van haar gekregen had. Zij had ook mijn kaartje en zou me zeker mailen. Vooral om mij aan een nieuwe vrouw te helpen. Haar vriendin was weer single en de ideale vrouw voor mij. Ik heb nooit meer iets van haar gehoord en andersom lag mijn informatie in een taxi in Brisbane. En nu zit ze hier op vijf meter afstand en wil me niet meer aankijken en het is duidelijk dat ik haar ook beter kan negeren. Haar man zit nietsvermoedend naast haar. Hij is lief voor haar. Ik snap wel, zonder arrogant te willen zijn, dat ze mij zag zitten. Hij lijkt op een dikke uitvoering van een zanger van de Village People. Compleet met ‘seventies' snor. Ik denk ook dat hij homo is maar er door die steenkool nog steeds niet achter is. Het is een uitermate vreemde situatie. Ik wil haar niet blameren maar heb wel de neiging om haar aan te spreken. Ik hoop dat haar vent een keer naar het toilet moet. Ik herinner me opeens ook dat ze heeft verteld dat ze in maart een tripje naar Birma zouden maken, aangeboden door de steenkolenmaatschappij. En ik ben ook maar toevallig hier, het zat niet in mijn planning. Waarschijnlijk ziet ze spoken. Maar Mister Cokes moet niet plassen en ik raak in gesprek met een Duitse die hier al drie maanden zit om gesprekken op gang te brengen met de junta. Zoiets begrijp ik tenminste uit haar vage verhaal. Ze haat de Myanmarezen inmiddels. Maar vandaag heeft ze een mobiel gekregen en die gebruikt ze voortdurend om sms’jes te versturen. Ze weet niet dat ik uit haar buurland kom en ik kan haar zeer expliciete conversatie met de andere kant meelezen. Die drie maanden zijn te lang, dat wordt wel duidelijk. Plotseling wordt ik in mijn billen geknepen, kijk om en zie Miss Brisbane de bar uitlopen. Achter haar rug steekt ze haar hand op.