Ambon, an old friend
Zachtjes tikt de regen tegen het zolderraam, nee, keihard slaat de regen op het golfplaten dak. Ik ben op Ambon. Je bent in Indonesië maar op Ambon. Terwijl heel Indonesië uit eilanden bestaat. Hier schiet de taal te kort. Ik had een nachtvlucht met vertrek vlak na middernacht maar door de twee uur tijdsverschil toch pas aankomst om zes uur. Je houd jezelf voor de gek maar het werkt, ook al door de ver weg opkomende zon. Een snelle rit naar Ambon stad en even bijslapen. Daarna maar aangesloten in de rij wachtenden die met boot of vliegtuig naar een van de kleine eilandjes in de buurt willen. Achter in de rij is wat overdreven want ik heb verder geen toerist gezien. Desondanks kunnen ze mij bij de boekingskantoren vooral onzekerheid verschaffen of er iedereen gaat varen de komende dagen. Allereerst wil ik naar de Banda eilanden. Daarna zie ik wel. Liep wat rond en de eerste man die mij aansprak begon vrijwel meteen over Den Bosch. Of ik daar woonde, ja, hij had daar veel familie. Laat ik die ook nog eens kennen. De familie Haurissa. Zijn naam was Anki, Taxi Anki. Ik was de klos. Want Anki stond op het punt een aardige cent te verdienen en die kans liet hij niet zomaar voorbij gaan. Ja, ik wilde wel wat van het eiland zien, morgen. Maar dan had ik niet op Anki gerekend, vijf minuten later zaten we in zijn taxi op weg naar het oostelijk deel van het eiland.
We reden naar Liang, een beach aan een klein park. Met prachtig zicht op het eiland Seram. Het was een leuk strand met dansende moslimvrouwen, veel zwemmende tieners en een eindeloze stroom van selfies kwamen langs waarin ik menig keer in diende te figureren. Na een kop sterke, stroperige koffie weer langzaam terug naar Ambon stad. Onderweg begon het te plenzen maar bij het volgende strand was het weer strakblauw. Helaas was dat in de avond niet het geval en ik zat kletsnat een heerlijke vismaaltijd te nuttigen bij Ratu Gurih. Op Ambon hangt een leuke sfeer.