Thousands of Butterlamps
In de vroege ochtend loop ik een tempel in. Binnen zitten honderden monniken. In zo’n twaalf rijen op lange, lage banken in de lotushouding. Met allemaal dikke rode dekens en gele bontachtige shawls tegen de kou om hen heengeslagen. Banen zonlicht stroomden neer langs de lange rode en magenta vaandels. Duizenden flikkerende boterlampjes zijn de enige verlichting. Ik schuifel mee met de binnenstromende pelgrims. Er zit blijkbaar een hoge lama in de hoek van de ruimte om zegeningen te geven. De mensen kijken gelukzalig als ze die ontvangen. Ik leg een biljet van 10 yuan op de schaal en krijg mijn zegen begeleid met een schaterlach. En een enorme bos wierookstokjes die hij aansteekt en dan aanwijst waar ik die neer moet steken in een grote zwarte pot. Hij pakt mijn hand en knijpt erin. En wijst dan naast hem op de dikke deken. Of ik wil gaan zitten. Ik doe mijn uiterst inspannende imitatie van een lotushouding en ga zitten. Natuurlijk ziet hij dat ik in een onmogelijke houding ben terechtgekomen. Met een ruk trekt hij mijn linkerbeen onder mijn rechter vandaan en wijst dat ik dat been vooral moet laten liggen op de plek waar het terechtgekomen is. Daarna zit ik bijna een uur naast hem en zie zoveel mooie dingen gebeuren tussen deze man en de eenvoudige Tibetanen die een gunst van hem vragen dat ik weer vertrouwen in de mensheid begin te krijgen. Wat hier gebeurt, wat hier geloofd wordt, dat gevoel, dat geloof hebben wij allang verloren. Ik voel geen spijt. Eerder een begrijpen van het verschil tussen onze levens. Ik hoop dat we hierin deze afstand kunnen bewaren. Onze nuchterheid en cynisme heeft ons al lang geleden het vermogen ontnomen om zo puur te geloven in de gift van het geloof.