Tante Riet
Pionier in een nieuw land zijn, dat klinkt toch romantisch? Huis en haard verlaten en naar een nieuw onbekend land trekken. Totaal niet weten waar je terecht komt en daar door hard werken en onder veel ontberingen een nieuw bestaan opbouwen. Dan moet je tot je tenen gemotiveerd zijn anders wordt het niets. Of de verkeerde man getrouwd zijn. Dat is ook een mogelijkheid. Bij Tante Riet zou dat wel eens het geval geweest kunnen zijn. Toen, lang geleden, in de tijd van Jan van Riebeeck en de eerste handelspost bij Kaap de Goede Hoop. Die eerste kolonisten die de tocht waagden met het vooruitzicht op een nieuw, rijk en avontuurlijk bestaan kon je geen durf ontzeggen. Want het werd een hard bestaan, het werden ontberingen en er moest gevochten worden voor iedere meter die ze wilden gaan bebouwen of gaan gebruiken als graasland voor hun vee.
Het simpele feit dat Zuid-Afrika natuurlijk helemaal geen nieuw land was maar al eeuwenlang bewoond werd door mensen die daar al lang een bestaan hadden opgebouwd en ook niet van plan waren om dat met anderen te delen of zelfs af te staan, dat feit werd door die kolonisten niet gezien als een onoverkomelijk probleem. Ten slotte waren zij Christenen en geen wilden, hadden zij kanonnen waarmee ze in één keer veel problemen konden oplossen en hadden zij, het belangrijkste, geweren gevuld met buskruit die de overige problemen meestal ook in hun voordeel konden beslechten zonder bijkomende schade aan huid en haar. Pijl en boog of messen droegen lang niet zo ver dan zo'n schiettuig. Het duurde dan ook niet lang of al die wilde met hun zeer onchristelijke huidskleur en domme natuurgeneeswijzen, hun veel te brede neuzen en hun rare gebruiken zoals het beschilderen van hun lichaam en, nog veel erger, het niet dragen van ordentelijke kledij die tenminste die delen van je lichaam bedekte die door God als onrein en niet toonbaar waren aangemerkt, die wilden werkten allemaal min of meer vrijwillig voor de nieuwe bewoners. Dat daar kettingen en zwepen bij te pas kwamen was een noodzakelijk kwaad en werd gul door de dominee vergeven.
Tante Riet was een van die kolonisten geweest en had samen met haar man in een onbeschrijfelijk mooie vallei een prachtige Kaapse villa tot haar thuis gemaakt. Vrijwel onbereikbaar voor invloeden van buitenaf en bijna een garantie voor een mooi nieuw bestaan. Ik hoop van harte dat Tante Riet nooit van haar leven een tocht gemaakt heeft door de smalle kloof richting Muts want daar in een bocht van de weg ligt een enorm rotsblok wat een obstakel lijkt maar je kunt er wel omheen rijden, zei het met moeite, en op dat rotsblok is een bordje aangebracht met het harde, wrede opschrift "Tante Riet se gat".