PoloGolf in de hel
Ben als man weer volledig door het ijs gezakt. Hank Hotel van het Swartberg Hotel in Prince Albert gaf advies wat we moesten gaan zien in de buurt. Zelf hadden we het plan The Hell te gaan trotseren. Hij vroeg wat voor auto wij hadden waarop ik zei dat het een VW Golf was. Dan konden we het vergeten zei Hank want dat haalden we met zo'n bakkie nooit. Even later kwam hij vragen waar onze auto dan stond geparkeerd. Ik wees hem de Golf aan die helemaal geen Golf bleek te zijn. Met dat ding wat voor de deur stond zouden we nog geen kilometer de hel inkomen. En dat ik na drie weken niet wist wat voor auto ik reed was natuurlijk onvergeeflijk. Zijn lachje sprak boekdelen. Ben 's-avonds stiekem gaan kijken wat het dan wel was. Ach ik had de helft goed: een VW Polo.
We hadden vandaag flink wat kilometers gereden. En dan nog bijna alle bezienswaardigheden bezocht die we onderweg tegenkwamen. Wat slechte gravelroads bereden waar steevast een bord stond dat de Burgemeester die weg van plan was te verbeteren om de achterstand uit te wissen tussen wit en zwart. Het was er nog niet van gekomen. Het is om te huilen, wat ze hier zo mooi verwoorden als 'langtranen'. De Kerkstraat van Tubagh helemaal bekeken inclusief het oudste kerkje nog in gebruik in het land. Daarna in Matjiesfontein het plaatselijke hotel en de drie musea bekeken wat ongeveer twintig minuten in beslag nam. In het hotel stond de tijd al honderd jaar absoluut stil. De zwarte dienstertjes waren nijver bezig en de vloer van de hotelbar kraakte zoals de Lonely Planet schreef. Daarna naar Prince Albert waar we incheckten in het voornoemde hotel van Hank. Dat het zijn hotel was was zuiver toeval. Het stond te koop en hij kwam voorbijrijden, ging even kijken en deed uit balorigheid een belachelijk laag bod. Nu was hij de nieuwe eigenaar van een enorm groot en sfeervol hotel. Zelf was hij een niet weg te slaan uit de hotelbar. Dat kwam niet door de mooie dame achter de bar maar vooral door het rugby op tv en het bier uit de tap. Volgens mij was hij het hotel nu aan het opdrinken.
De volgende ochtend bleek dat hij van de weg naar de Hell helemaal geen fluit wist want de Polo deed het prima en de hel bleek niet eens vagevuur. We waren wel de enige zonder een grote 4WD bak. Je bent wel klein in die enorme landschappen hier en wat deden die mensen in godsnaam vroeger in zo'n totaal afgelegen vallei waar toen nog geen weg naartoe was. De familie Mosterd was een van de eersten die de vallei introkken en ook een van de laatsten die weer vertrokken nadat de weg er was gekomen. Daarna was het er blijkbaar niet meer leuk. De oude bewoners vonden het ook maar niks dat het nu de hel genoemd werd want zij hadden er altijd heel gelukkig en vooral gezond geleefd. De vallei is maar 600 meter breed en twintig kilometer lang en extreem vruchtbaar. De boeren moesten bij de ontdekking van de kloof via ladders erin klimmen. Het pad heet ook nog steeds 'de leer'. Petrus Swanepoel was de eerste in 1830. Duizenden jaren daarvoor hadden de San mensen er al rotstekeningen aangebracht maar dat telt hier niet echt mee. Na Petrus Swanepoel kwamen de families Mostert, Marais, Snyman, Nel en Joubert snel ook naar het kleine paradijs. Met 120 gezellig alleen onder elkaar. Piet Mostert, de langst nog levende ex-bewoner, beschreef het als volgt: "We moesten hard werken maar het was een heerlijk leven. Voedsel in overvloed en van de beste kwaliteit. We leefden een gezond en vreedzaam leven." Zo zie je maar weer, vroeger was alles beter.