Op 15 november 1999 , om omstreeks 1 uur ‘s-middags liepen wij Rome binnen. Anderhalve maand te vroeg. Het heilige jaar stond nog ruimschoots in de steigers. Nu moest ik een speciaal euforisch gevoel krijgen? Mijn vermoeidheid zal in een klap verdwijnen? Juichend kan ik over de eindstreep . . . ? Weinig van dit alles. Goed opletten op het waanzinnige verkeer, uitkijkend naar het door ons gereserveerde hotel, het hoofd schudden om de ons omringende lelijkheid van de Romeinse buitenwijken. Daar hield ik mij mee bezig. Pas onder het langverwachte plaatsnaambord van de stad Rome kwam er een gevoel van tevredenheid. Natuurlijk huilde Karin. Die kan dat. Dat zag er zo ontwapenend lief uit dat ik hiervan een brok in mijn keel kreeg. Rome had daar weinig invloed op. Wat viel er dan wel te voelen? Eerder teleurstelling dat het lopen nu afgelopen was, dat het zeer regelmatige, geordende en strak geregisseerde vrije leventje afgelopen was. Het lijkt een tegenstelling, maar zelden heeft zo een zo regelmatig leven zo’n gevoel van vrijheid teweeggebracht in mijn leven. Het plan speelde al een jaar of wat. Lopen. Lopen naar Rome. In 2000! Iedere rechtgeaarde katholiek(?) zou dat éénmaal in zijn leven moeten doen. Het was een van de weinige dingen die mij als geloofwaardig bijgebleven waren uit de lessen godsdienst uit mijn kindertijd. Bij de rest van de dogma’s, adviezen, bevelen en bangmakerijtjes had ik een gezond wantrouwen in betrouwbaarheid, geloofwaardigheid en uitvoerbaarheid. Dit leek mij toen al wel wat. Waarbij ik nooit een pausbezoek ingecalculeerd heb. De paus uit mijn jonge jaren was ook Pius de twaalfde(?). Een creep met een eng brilletje en een sinistere blik op zijn gezicht die ongetwijfeld voor hemels door moest gaan. Nee, die man rekende ik, tot ongenoegen van de onderwijzers, niet tot mijn jeugdhelden. Het jaar 2000 leek ideaal. Een nieuw millenium. Het heiligste jaar welk het christendom te bieden heeft. Rome stond al jaren in de steigers om zich in volle glorie te kunnen tonen, de huidige paus wilde maar niet dood gaan omdat hij bij zijn eigen feestje wilde zijn en wij waren ook wel weer aan iets avontuurlijks toe. Toch zijn wij op 21 augustus 1999 begonnen met lopen. Drie weken daarvoor hadden wij El Teide beklommen, op het Spaanse eiland Tenerife, en omdat zoiets als een berg beklimmen altijd iets onoverwinnelijks bij je teweegbrengt namen wij een onverwacht besluit. Nu of nooit. Wat zouden wij nu het liefst doen, zeiden wij aan het diner met een heerlijke Italiaanse wijn onder handbereik. Naar Rome lopen! Totaal onvoorbereid, ongetraind, een drukke -goed lopende- grafisch ontwerp/reclame studio om in de steek te laten, een tuin waar nodig het gras gemaaid moest worden, kortom alles zat tegen. Maar morgen kun je dood zijn en het leven begint vandaag. Uitgezwaaid door vele vrienden en familieleden liepen wij het paadje af wat loopt van onze voordeur naar de weg. Wij hadden het gered. Om kwart voor tien die ochtend zat ik nog achter m’n computer de laatste klusjes af te werken om daarna de accu uit de auto te halen -drie maanden stil staan schijnt niet goed te zijn voor zo’n ding- mijn rugzak te pakken en om klokslag 10 over tien op z’n Brabants “aan” te lopen.