The Eight Week, The Po Basin

The Eight Week, The Po Basin

Week 8/vrijdag 16 oktober

Santa Maria MaggiKore-Canobbio-Orino-Varese-Saronno-Milaan-

Tavazzano-Casalpusterlengo 175km

De achtste week. De Po-vlakte over!

 

Er zijn van die dagen . . . Vandaag zaterdag was de tweede meeloopdag van Groep de Graaf. Het gezegde "dun door de broek lopen" werd vandaag in letterlijke èn figuurlijke zin heel erg tot leven gebracht. De schilder van dit tafereel was Paul. Het begon met de droge mededeling aan het ontbijt dat er die nacht een algehele leegloop was gestart. Was het de olie, was het Miekes fluitenkruid of waren het de droombeelden geweest van de steile afgronden langs de paden de vorige dag. Karin wilde er ALLES over weten maar wij gaven de voorkeur aan het ontbijt. Vandaag moest er serieus gelopen worden. Een kleine 30 kilometer door de bergen. Natuurlijk had ik de te lopen route zo gepland dat er meteen bijna dwars door een paar kerken gelopen kon worden zodat Arthur zijn shot parafine kon verstoken en wij er op de vroege ochtend toch gauw weer twee heiligen bijleerden. Daarna moest het pasje beklommen worden. Over het asfalt, dus kleuterwerk. Paul was al aan zijn tweede banaan toe waarbij het goedbedoelde advies deze doormidden te delen en de ene helft boven en de andere helft beneden te verwerken niet werd opgevolgd. Zo gaat buikloop natuurlijk nooit over. In de afdaling mislukte een goedbedoelde poging van Paulus om Arthur van nog een kerk/kaars bezoek af te houden en viel hij pardoes op zijn snufferd. Gelukkig was daar Mieke in ons midden en na wat geheime kruiden en een verbandje was Paul weer (bijna) geheel de oude. We stopten er maar weer een banaan in. Het schoolreisje ging verder langs wat behoorlijk diepe afgronden waar damals wat partizanen af geflikkerd waren. Met de daarvoor opgerichte monumenten zullen de helden postuum niet erg blij geweest zijn. Paul was ook niet blij maar daarvoor was (achteraf) weinig ruimte. Het pad wat wij toen voor onze kiezen kregen was niet alleen erg mooi maar ook erg smal met een (toegegeven) redelijk groot verval in hoogte. Hierbij hielp zelfs een hele tros bananen niet meer. De arme Paul had een zeer serieuze aanval van hoogtevrees. Toen we tot overmaat van ramp ook nog besloten om een lunch picknick te houden op een vrij hoog gelegen plateau boven een dorpje kreeg hij het helemaal te kwaad. Het zeer idyllische plekje was gelegen naast een mooi barok kerkje. Haastig schoot Paul met een rol closetpapier een gangetje naast de kerk in. Ik zie zo het gezicht van de eerwaarde voor mij als hij het resultaat ontdekt: ‘sapristi mijn sacristie’ zal hij in goed Italiaans uitroepen. Na de lunch werd het pad er niet beter op en Paul ook niet. Met "Arthurro A Piedi Potenti" (AAPP) voorop zochten wij naar een uitweg: de weg. De weg zagen wij diep beneden ons lopen. De vraag was hoe er te komen. Over een ter plekke door ‘Potenti’ ontdekt pad bereikten wij de weg. Opluchting? Integendeel. Wij stonden aan een brede bergrivier die gespecialiseerd was in hard stromen en de weg bevond zich in de gedaante van een viaduct ver boven ons. Iedereen zoeken naar een oplossing maar op zo'n moment moet je Moni bij je hebben. Ze ontdekte een rudiment van een pad aan de overzijde van de rivier, trok haar schoenen uit en stapte tot aan haar knieën het ijskoude water in. Zich van rots tot rots bewegend was ze in no time aan gene zijde. Nu moesten wij ook allemaal. Een voor een de Camel Trophy winnend zaten wij even later op een gladde rots in een onmogelijke houding onze natte voeten weer in onze schoenen te wringen. Toen omhoog. Moni en Paul (geheel genezen nu) trokken zich als eerste 15 meter aan de takken omhoog, de rest volgde. Een uurtje later zaten wij weer vrolijk aan een drankje in een Trattoria. De dames waren geheel gegrepen door de lichamelijke schoonheid van de plaatselijke gasflessen meteropnemer. Het lekkere ding lachte al zijn tanden bloot en deed Mieke zelfs het Bamboebos vergeten. Met AAP Potenti voorop waren de laatste 10 kilometer een makkie. Wel sneu voor Karin dat ze nu haar koppositie al twee dagen kwijt was. Voor mij bleef alles bij het oude. Achteraan hijgen is voor mij vaste prik. Het duurde nog een kleine 72 bochten voor we eindelijk een glimp mochten opvangen van het Lago Maggiore waar een complete generatie Nederlanders het kamperen voorgoed heeft afgeleerd. In Canobbio was alles bij het oude gebleven; de voertaal was nog immer Duits. Zimmer Frei waren er keine. Toch nog wat vergane glorie gevonden en voor de rest een groot deel van de avond doorgebracht met het zoeken naar het juiste restaurant. Tijdens de maaltijd bleek pas dat wij het niet gevonden hadden. Hierbij bleek de ware kracht van Groep de Graaf: er werd niet minder gedronken en het bleef gezellig.

 

 

Zondagmorgen had gelukkig iedereen spierpijn en namen wij wederom afscheid van meelopers. We stonden er weer alleen voor. Vandaag een boottocht. We willen niet Roomser dan de paus worden en lopen niet om dit meer heen. Prompt misten wij de eerste boot naar de overkant. Dat werd verplicht op een terras zitten. Dat beviel blijkbaar goed want eenmaal met de boot in Luino aangekomen zaten wij direct weer op een terras. Het lopen die dag hield niet over. We leken maar niet op te schieten. Dat kwam mede doordat wij Cuccho Muccho tegen kwamen. Of liever gezegd Cuccho riep ons. Cuccho was een katje en was 6 weken oud. Door onverlaten achter gelaten in het donkere bos.

Hij klaagde erg overtuigend en stond erop dat alle adoptie papieren ter plekke in orde gemaakt werden. Daarna huppelde hij vrolijk met ons mee. Zijn huppel had alleen nog weinig richtinggevoel en om de haverklap moesten wij met gevaar voor eigen leven voor een auto springen om de kleine te redden. Daarna droegen wij hem steeds een stuk maar daarvan hield Cuccho niet zo. Nee, meelopen was zijn lust in z'n korte leven. Dat leven zou erg kort zijn daar waren wij van overtuigd gezien zijn verkeersgedrag en de vele honden die wel zin hadden in zo'n bolletje wol. Maar Cuccho was te Muccho en we verzonnen list na list die de kleine allemaal doorhad. Uiteindelijk

hadden wij hem in een kippenhok geplant en smeerden hem meteen. Wij waren nog geen 100 meter weg of Cuccho was ontsnapt en hief midden op de weg het meest hartverscheurende gehuil aan wat we ooit gehoord hadden. Van twee kanten kwamen er auto's en tractoren aan en ook een Dobberman had het geluid gehoord. Toen kreeg je de hilarische situatie dat een zot met een rugzak als een idioot naar een klein hulpeloos katje begon te rennen en het beest nog net voor zowel de tractor, de autobianchi en de dobberman van de weg plukte. Cuccho was even erg stil. Maar eind goed al goed: een erg aardige Italiaan, die al een Koreaantje had geadopteerd, was onmiddellijk bereidt Cuccho met liefde op te nemen en liet meteen de kleine Kim een

bordje Panna aanrukken. Cuccho keek niet eens meer om toen wij onze weg vervolgden. Vele lieve Italianen verder kwamen wij die dag niet verder dan Orino. Een schamele 15 kilometer.

 

We hadden ons Orino door een Italiaan aan laten praten omdat vandaar een prachtig pad liep over een berg naar Varese. En "tutte le strade portano a Roma", of niet soms. Maar de strada van vandaag ging wel weer over een berg van 1200 meter. Zwaar maar wederom geweldig mooi. Op de top hadden wij uitzicht over de halve Alpen en zagen ook weer mooi de Simplon liggen. Een plek om de hele dag te blijven. Het probleem is dat er hier in Italië overal van deze plekken zijn. Dus toch maar weer verder. Eindeloze bospaden, vergezichten, kapelletjes en een Zwitsers echtpaar van ver in de zeventig dat tussen het Deltavliegen even op een terras zat. De eerste mensen die we ontmoeten die echt begrepen waar wij mee bezig zijn. De dag werd besloten met een tocht door een tot absurde proporties opgeblazen kruiswegstatie van zo'n 4 kilometer: Santa Maria di Monte. Met een volledige aflaat in onze broekzak bereikten wij Varese. Een mooie dag ten einde.

 

Vanaf Varese begon de verschrikking voor de wandelaar: de Povlakte. Het enige voordeel is de vlakte. Eindeloos lopen langs autowegen met verstikkende uitlaatgassen en langsrazende zelfmoordcommando's in te kleine scheurijzers met te zware motors. We proberen steeds maar weer kleine weggetjes op te zoeken die op het moment dat wij ze gevonden hebben veranderen in een snelweg zonder verkeersregels. Doodmoe komen wij in Saronno aan. Een plaats waar je niet wilt blijven.

 

Vandaag naar Milaan gelopen. Ook deze tocht verdiende niet de

schoonheidsprijs. Mist druipt langs de grauwe gebouwen en The Fashion Capital van deze tijd neemt als vanzelf de kleuren aan die maar niet uit de mode zijn te branden. Een groter fashion statement als met een rugzak en wandelkledij door deze stad lopen bestaat er blijkbaar niet. Verschrikte Japanners lijken in paniek dat ze de laatste trend gemist hebben. Korte broek en knieband zullen weldra in het straatbeeld verschijnen. We hebben gereserveerd in een te duur hotel met een kamer die groter is als de meeste hotels waar wij tot nu toe in verbleven. De middag brengen wij weer door als yup en ik zie mijzelf ineens weer met een boodschappentas lopen. Onze Jezus sandalen ruilen wij echter met genoegen in tegen Nikes. Het is overal irritant druk en wij zijn dolblij als we 's-avonds een heel gezellig diner hebben met onze Milanese vrienden de Rasi's. Goede restaurants kiezen kun je met een gerust hart aan deze lieve mensen overlaten.

 

Milaan uitlopen scheelt in een ding sterk van erin lopen. Je weet dat je het ergste gehad hebt. Na een bezoek aan de Touring Club Italia liepen wij verder de Povlakte in. Wederom een erg zware dag. Zware mist en deprimerende woonblokken. Onze voeten deden hels pijn en in Tavazzano gooiden wij het bijltje er bij neer. Een lekker hotel was onze beloning en voor het eten werden wij naar de benzinepomp verwezen. Zowaar bleek zich daar een eetzaaltje te bevinden. We kregen een menukaart boordevol heerlijke gerechten. Maar voordat wij hadden kunnen kiezen was zij daar: struis, boers en in een veel te felle bloemetjesschort. Een soort van Ossepoester. "Wat wij wilden eten?" Er was van alles als het maar spaghetti was  en de saus tomaten met of desnoods zonder carne. Voor de antipasta kon gekozen worden uit salumi, salumi of vegetarische salumi. Wij

kozen voor salumi. Het was een feest te zien hoe iedere tafel na ons dezelfde smurrie op z'n bord kreeg en toch steeds iets totaal anders bestelde. Dat is dus ook Italië. Eten wat de pot zegt dat ze schaft. Haar prins voor het leven, nu sloof en echtgenoot, liep verloren wat met bestek heen en weer.

 

Alweer vrijdag en nog steeds mistig. Er begint zich een patroon te vormen. Hiervoor hebben wij geen 1403 kilometer gelopen. De dag begint net en wij zijn al half dood. Als dit zo door gaat moeten de eventuele Romegangers ernstig rekening gaan houden met een koffietafel. De plechtigheid staat gepland op of rond 15 november.

Maar ondanks het verkeer, ondanks het asfalt blijft het lopen op zich een heilzame bezigheid. Het eerste dorpje dat wij door de mist bereikten was Lodi Vecchio. Het oude Vecchio. Het centrum van Lodigiano: Il paese di colori. Die colori was in geen velden of wegen te bekennen maar de contouren van een prachtige basiliek uit de 13e eeuw kwamen langzaam uit de mist te voorschijn. Een bezoek meer dan waard hadden wij begrepen. Toen wij de deur openden werden wij opgeschrikt door de stem van onze man uit de hemel; de pastoor: Chuiso, chuiso, gesloten, gesloten. Eigenlijk had ik mij voorgenomen dit soort gnoes te negeren maar dit is onze 2e ontmoeting met een door God uitverkoren exemplaar en deze ervaringen zijn verre van positief. Na ons de toegang geweigerd te hebben liep deze, in niets op een geestelijke willen lijken, recht 'zijn' basiliek in. In zijn hosanna hoog in de bol-blik was duidelijk te zien dat hij de tien geboden al vele malen op hun houdbaarheid had getest. Gelukkig was daar na een vijftal kilometers Gianni Pietro, de varkensfokker. Na een praatje werden wij op de koffie genood en het werd een gezellig kwartiertje. Hij was zeer belangstellend en had zichtbaar moeite met de vrijheid die deze tocht ons geeft. De mist gaf iets onwezelijks aan onze wandeling en bij het voorbijlopen van een hoeve kon het gebeuren dat wij niet eens opkeken van een soort Sidonia, waar duidelijk 13 eeuwen inteelt aan vooraf gegaan waren, die ons maar bleef toeschreeuwen: No bicicletta?

No bicicletta? Terwijl wij alleen maar vroegen wat de kortste weg te voet was naar het volgende dorp. Ze was omgeven door tientallen keffertjes waarbij ook al niet zorgvuldig op familierelaties was gelet. Met het gekef nog in onze oren ontdekten wij het bordje Ristorante Biffie. Na ongeveer 10 van deze bordjes gezien te hebben en evenveel hoeken omgegaan te zijn kwamen wij aan de achterkant van een tennisbaan tussen de afval en sloopauto's terecht in een restaurant waar een kok de sterren van de hemel stond te koken. Eigenlijk was dit het enige lichtpunt van deze dag. Na de lunch leek er geen einde aan de wegen te komen en het hotel had ook een hooiberg mogen zijn. We waren totaal uitgewoond. Maar morgen is alles weer over.

Jean.

 

Na 8 weken in de mooiste natuur en 5 dagen over de autoweg, met om de 100 meter een bosje bloemen, een kruisje en een foto van iemand die daar ter plekke het leven heeft gelaten, is het besef dat alles veranderlijk en vergankelijk is, behalve de veranderlijkheid en vergankelijkheid zelf, volop aanwezig. We zijn slechts een golfje in de oceaan. Maar juist in de vergankelijkheid schuilt de kostbaarheid van het leven. Iedere dag weer. Carpe diem. Karin

P.S. Voor diegenen die denken dat ik te veel ga zweven; ik loop nog altijd met beider benen op de grond, anders zou ik nooit  zover gekomen zijn.