The Fifth Week
De 5e week/vrijdag 24 september
Le Claquette-Saint Croix aux Mines-Fréland-Col de la Schlucht-
Le Markstein-Thann-Altkirch-Winkel:201 km
(voor de statistici: 1e week boven de 200)
De vijfde week. De Alpen in zicht
Ook leuk is het (bijna) dagelijkse bezoek aan de Super Marché. Franse supermarkten zijn al niet de meest ordentelijke winkels in Europa, na een bezoek van ons is het een totale chaos. Na zo'n
dag wandelen heb je zin. Geeft niet waarin als het maar consumeren is. Karin loopt vrijwel direct naar de gang met chocolade, koek en overige versnaperingen terwijl ik inmiddels blind de weg vind naar de drankenrij. Non-alcoholische, dat spreekt vanzelf. Vol enthousiasme vinden we iets van onze gading en hiermee gaat het, vol trots over de gevonden delicatessen, linea recta naar de andere rij. Daar wordt de fles of reep even professioneel gewogen in het ]handje en gedecideerd teruggezet tussen de verkeerde producten. Het kan ook voorkomen dat wij elkaar halverwege tegen komen. Bij de kassa rekenen wij meestal een klein flesje mineraalwater en een
gezondheidsreep af; de super marché in deplorabele toestand achterlatend.
Zaterdag 16 september was een waanzinnig mooie wandeldag. De ochtend begon met een zware klim door donkere bossen met een steeds verder dichttrekkend wolkendek dreigend boven ons. Vlak voor de top liepen we in de wolken. Als door Ruysdael geregisseerd brak op de top de zon door en zagen we mistvlagen wegtrekken en een landschap ontstaan van een onwerkelijke schoonheid met machtige wolkenpartijen. We hebben even stil staan te genieten. De hele dag werd dalen en klimmen. De lunch was een remake van een Heidi und Peter film. Groene weiden, een dorpje diep in het dal en Milka koeien al bengelend grazend en nieuwsgierig loerend naar die vreemde gasten in hun wei. In deze aflevering was er wel een dubbelrol voor Peter en Opa.
Moe met veel zin in een lekker hotel kwamen we tegen zevenen in St.Croix aux Mines aan. 34 kilometer was iets teveel geweest. Geen hotel. Het jaarlijkse Macraméfestival had alle kamers geclaimd in dit dal en verre omstreken. En de deelnemers zagen er geenszins naar uit dat ze bereid waren voor ons een tentje te punniken. Een erg vriendelijke man deed al het mogelijke om ons alsnog van onderdak te voorzien. Maar zelfs de pastoor weigerde twee devote bedevaartgangers naar de Heilige stad. Ten einde raad belde onze assistent hotelzoeker bij een vrouw aan die een vakantiehuisje verhuurde. Weer pech. Ook verhuurd aan een stel kantklossers. Maar deze lieve dame liet haar coeur spreken en bood ons het kamertje van haar dochtertje aan dieL uit logeren was. Die avond sliepen we in tussen een kleine drieduizend knuffeldieren en zoveel snuisterijen dat ons huis hierbij wel een spartaans Japans klooster leek.
De volgende morgen werden wij gewekt met een heerlijk ontbijt op bed. Even later stopte de taxi voor de deur om ons naar het dichtstbijzijnde treinstation te brengen voor onze verdere tocht
naar Rome. Al bij de eerste de beste bocht schoot ik wakker doordat Snoopy tegen Garfield viel en daarmee Micky Mouse en Goofy in een vrije val boven op mijn gezicht terecht lieten komen. Gebroken door de zwaar twijfelachtige twijfelaar liepen we al om twintig over zeven door het mooie landschap tegen de zoveelste berg op te sjokken. Halverwege de helling bleek een Auberge die de mogelijkheid tot ontbijten had. Kwamen we weer terecht tussen kwetterende Patchworkers. Tot overmaat van ramp hadden ze die dingen ook nog overal opgehangen. Dan maar weer klimmen. Geen wonder dat we die middag een afslag over het hoofd zagen waardoor we een ZESTAL kilometers omliepen. We hielden het vroeg voor gezien en vonden een leuk hotel/restaurant in Fréland. Restaurant was op zondag gesloten. Gelukkig was er een horeca-overleg-orgaan in dit dorp waardoor de andere twee restaurants ook zondag als sluitingsdag hadden.
Maar witte bonen in tomatensaus komt het best tot z'n recht als het in de hotelkamer op een campinggas stelletje is klaargemaakt, toch? Die avond belde Jos de Jong. Hij had in Amsterdam een soort van stadskroegen zoektocht gelopen (en gewonnen, neem ik aan) en was onmiddellijk gegrepen door de wandelkoorts. Hij stapte meteen in zijn auto.
Dag 31(!) bracht de eerste regen. Voor het eerst in de regenpakken. Toch besloten om met een kleine detour van zo'n 20 kilometer nog een paar extra bergen mee te pikken. Gestaag viel de regen, gestaag stegen wij de 900 meter die ons op 1302 meter moest brengen naar de Bonhomme. Bij Lac Noir was het lunchtijd. Door de (inmiddels) stortregen hadden we ook onze eerste restaurantlunch. Lekker frieten! Ondanks de regen was alles weer even mooi. Vlak onder de top werd het droog. De beloning kwam boven: dramatische wolkenpartijen, blik verruimende vergezichten en stervenskoud. Het was heel mooi. Niet te lang staan te loeren want de temperatuur vereiste beweging, veel beweging. Het vervolg van de tocht bracht nog vele aah's en ooh's. Het was een tocht over het dak van dit deel van de wereld. Een kleine afdaling en toen warenW wij bij de pasweg van de Col de la Schlucht. Juist op het moment dat Jos de Jong daar ook naar boven kwam rijden. Het was een gezellig weerzien. Hij komt een paar dagen meelopen en bracht ook voetencrème en tandpasta.
Met een tikkeltje teveel vin rouge in de benen om 8.30 met z'n drieën op weg. Weer heel mooi. Gelukkig had ik de avond tevoren een afspraak gemaakt met een groepje berggeiten om even acte de présence te geven. Er komt zo'n stadsmens meelopen en die verwacht natuurlijk wilde dieren. En precies op het moment dat Jos begon over of we nog wild zagen onderweg en de sporen van kleine hoefjes die hij op het pad ontdekt had (het waren afdrukken van de pumps van een groepje Franse onderwijzeressen) kwamen de berggeiten in beeld. Heel spannend allemaal. Het staat op de foto dus ongelovigen kunnen na afloop van deze trip, na schriftelijk verzoek, het bewijs opvragen.
De weergoden stelden ons op de proef. Regen en een striemende wind. Het was niet leuk. Wel leuk was de regencape van Jos. Hij had zich een prima uitrusting aangeschaft maar was wat doorgeslagen op het punt van regenprotectie. Eerst dachten wij dat hij per ongeluk de hoes van zijn Lancia mee had genomen maar dat bleek de cape. Stel je een ouderwetse kapucijner pater voor met voortent en achter een uitbouw voor bochel, in dit geval rugzak. En dat in onopvallend ANWB blauw waarbij de signaal rode sokken de eventuele zoektocht een stuk makkelijker zouden maken. Het geheel diende ter hoogte van de enkels met een vernuftig systeem verbonden te worden. Ik had spijt dat ik geen groot klos touw bij me had. Hadden we nog leuk wat met de
thermiek kunnen spelen.
Voor de lunch vonden wij een berghut. Terwijl Jos een lekker vuurtje maakte, smeerde Karin brood en maakte ik heerlijk verse hete oplossoep. De ontberingen waren op slag vergeten. Toen het hout op was werd het weer tijd voor de Vogezen. Van top tot top liepen wij tot Le Markstein. Ver was het geen gezicht maar dichterbij was er nog genoeg te genieten, al was het alleen maar om te zien hoeveel je op één dag kunt lopen, zelfs met Pater de Jong erbij. In het hotel troffen wij louter bekende gezichten. Doordat wij nu in HET wandelparadijs van Europa lopen zien wij eindelijk medewandelaars op ons pad. Zo waren daar De Belgen, Frau Tüchtig met Sohn & Freund (freund war schon ganz ausgelaufen!) en nog wat minder benoembare gezichten. Het was al een aardige Wander Familien. Natuurlijk waren wij weer veruit de laatsten die een bed opzochten. Het was, ook al kwart over negen.
De volgende ochtend stonden wij al buiten onze regenpakken te monteren toen het overige Wandervolk pas het 'overdadige' ontbijtbuffet ontdekten. Maar het vroege uur bracht wel wat extra's. Vanuit onze hoge positie hadden wij een magnifiek zicht op de bijna gehele Alpenketen. Van Mont-Blanc tot Gross-Glõckner lagen al die toppen daar groots te wezen in afwachting van onze poging ze te bedwingen. Het pad glad van de regen, die wel was opgehouden te vallen. In de enig juiste volgorde liepen wij de Grand Ballon tegemoet. De klim viel mee, de huilende, stormachtige wind niet. Wij met onze rugzakken werden bijkans gelanceerd. Jos had gelukkig de zeilen gestreken. Twee ballonnen zou ook teveel van het goede worden. Het uitzicht in combinatie met de wind was adembenemend.
Halverwege Ode afzink werden wij ingehaald door De Belgen. Het grootste gedeelte van deze dag voerde ons door dichte bossen. Van een stuk hout, mijn Swiss Knife en een vaardige hand sneed ik een katapult die gevechtsklaar gemaakt werd met het elastiek uit mijn onderbroek die sinds Deurne toch al geen dienst meer had gedaan. Na al die weken kun je soms wel eens genoeg krijgen van al die natuurgeluiden.
Bekaf, maar voldaan, namen wij afscheid van de Vogezen en liepen wij het mooie Anton Piekachtige stadje Thann binnen. Ieder van ons deed even z'n ding. Karin bracht een bezoek aan de Farmacie voor een verse bandage, Jos kon z'n vliegbrevet ophalen en ik moest weer nieuwe stafkaarten aanschaffen voor de dagen die komen. Bij het diner bleek er een echte nieuwe wandelaar geboren en moesten ook wij bekennen dat Jos het er bijzonder goed afgebracht had op z'n eerste bergetappes.
Jammer genoeg bleef Jos de volgende ochtend achter in Thann en liepen wij weer in vertrouwde volgorde onze volgende bestemming tegemoet. De Belgen gingen de andere kant op. Het werd een bijzonder lange wandeldag. We staken een groot dal over waarbij we uitzicht hadden op zowel het Zwarte Woud als de Vogezen en de Alpen. We liepen door bossen, zagen verscheidene herten en nog meer kruisbeelden. Die Jezus hangt soms op de mooiste punten. Op het einde van de dag brak de hel los. Een oorverdovend onweer met bijbehorende stortbuien kwam op ons pad. Een pad dat binnen de kortste keren een kolkende rivier werd. De bliksem sloeg links en rechts in. Karin sloeg de angst om het hart en riep: "Had ik maar naar Henk geluisterd, dan wist ik wat te doen" (Henk had voor ons vertrek getracht een snelcursus onweer preventie door onze strot te duwen). Had jij Henk maar nooit gehoord, dacht ik. Maar ook deze zondvloed kwam ten einde en in de stilte na de storm hoorden wij vele brandweerauto's uitrukken. Wij hadden veel moeite met onze laatste ruk. Na 35 kilometer hadden wij het volledig gehad. Het derde hotel in Altkirch was gelukkig open. Het restaurant dicht. Wij waren ondanks alles blij met ons bed en de dag.
Wat minder vandaag, besloten wij de volgende ochtend. Een rustige tocht in een stralend zonnetje naar Ferette. Het onweer was vergeten en de paden alweer droog. Een man vroeg belangstellend waar de tocht heen ging. "Oh, de weg naar Rome? Dat is hier omhoog en dan bij de watertank links aanhouden!" Langzaam kwam de volgende bergketen dichterbij en de dorpjes waren weer magnifiek mooi. De huizen hebben zuurstokkleuren en passen toch wonderwel in het golvende landschap. Genieten is te zacht uitgedrukt voor wat we ondergaan. Toch waren we blij Ferette binnen te lopen. Het enige nog bestaande hotel was wegens vakantie gesloten. Daar hadden onze voeten niet op gerekend. Het bleek nog zeven kilometer te zijn naar Winkel. Winkel had niks te bieden, alleen een hotel. Tijdens onze tocht naar Winkel mijmerde ik wat voor mij uit en kwam tot de conclusie dat wij honderd jaar na uitvinding van de bus nog weinig geleerd hadden. Tot volgende week.
Jean.
Twéé van die grote mannen die zo nu en dan een heus pas-de-deuxtje voor me dansten op een onverwachte steen van het pad, dat was heel apart. Ja, je maakt wat mee. Het zijn onbeschrijflijk indrukwekkende weken en dat zijn het, en nu gaan we acuut slapen anders halen we morgen (zaterdag) Zwitserland niet.
Slaap zacht, liefs Karin