Kleve-Elten
Het regende. Soms hard, soms zacht. Dan is een regenjas handig. Maar lopen met een regenjas is niets. Al spoedig van binnen net zo nat als van buiten. Toen het ding maar aan mijn rugzak gehangen, toch dichtbij en geen gezweet. Er reed een bus voorbij en ik was stikjaloers. In de uiterwaarden was een camping, daar zaten ze gezellig onder een luifel. Ik wil ook een luifel. Maar niet op een camping. Zeker geen Duitse camping. Een jeugdtrauma. Met mijn ouders onder de luifel, een Duits echtpaar op de koffie, het regende toen ook al. Het gesprek kwam op mijn kleine broertje, spastisch tot op het bot. Hij kon liggen, kraaien en huilen. Dat was het wel zo ongeveer. Ik was dol op hem. Hij lag in zijn bedje ook onder de luifel. Het waren de jaren vijftig. De Duitser bracht ter sprake dat ze daar in Duitsland destijds een goede oplossing voor hadden gehad. Voor zulke kinderen. Hij gebruikte de woorden ‘damals’ en ‘lösung’. Die koffie was maar half op.
Een eind voorbij Emmerich werd het droog. Het bleef dreigen maar vlak voor Elten kreeg de zon ook een kans. Alleen mijn benen wisten dat ik nauwelijks gestopt was vandaag. Bij Hotel Wanders in Elten hadden ze cel 14 nog beschikbaar. Ik mocht zelf de sleutel hebben, was er blij mee. Theodoor Wanders (Wanders sinds 1637) had veel verhalen over Elten, vreemd volk hier vond hij zelf. Ze spreken allemaal drie talen, Nederlands, Duits en over elkaar. Ze worden aan drie kanten omsloten door Nederland en in hun rug een berg, dat is Duitsland. Er komt hier nooit iemand uit die richting, ze hebben hier hun eigen wetten. De toeristen hier zijn zonder uitzondering Nederlander. Meestal komen ze lopen of fietsen. Gekken zijn het.