The land of the people
Godverdomme wat is dit land mooi en fijn om in te reizen. Mensen zijn lief, haast te lief, enorm behulpzaam ook. De Lodges, als ze er zijn, zonder uitzondering prachtig. De kampeerplekken erg goed en je wordt altijd beter geholpen dan je durft te hopen, zelfs zonder tent, zoals wij, hebben we toch altijd een dak of doek boven ons hoofd. De dieren zijn perfecte fotomodellen alleen moet je ze wel willen zien. En dan maar hopen dat ze jou niet te snel zien, maar veel dank aan al die beesten die even als bevroren blijven staan. Het landschap is overweldigend en dat is een understatement. De wegen zijn op veel plaatsen een ramp als je ze al als begaanbare paden herkend. Maar eigenlijk constant tranen in je ogen al weet ik niet of dat het stof is of emotie over zoveel schoonheid. Dat stof, fijn zand dus, zit inmiddels overal in. Als ik de camera scherp stel hoor ik het geluid van het raspen van metaal. Ik ben twee centimeter langer door het zand in mijn schoenen. Ik was al zo gewend aan mijn geelbruine t-shirt dat ik schrok toen het wit uit de was terugkwam en als ik 's-avonds in het hotel mijn haren boven het bad uitschut zit de afvoer prompt verstopt. Over mijn neus hou ik maar even mijn mond. Twee keer hebben we inmiddels met de auto vast gezeten in het mulle zand in de droge rivierbeddingen die hier veel als weg gebruikt worden. Dan is het één voor één de wielen opkrikken en verder uitgraven met je handen (schopje vergeten, amateurs zijn we), takken en boomstammetjes eronder en dan met loeiende motor proberen los te komen. Meestal zijn er wel helpende handen in de buurt met goede tips en kracht om mee te duwen. Kost een beetje, helpt enorm. De navigatie is vaker de weg kwijt dan ikzelf en borden zijn op sommige plekken wel aanwezig maar al geruime tijd niet meer leesbaar. Wat moet je zoal als weg zien hier? Een smal grindpad bijvoorbeeld of een flauw spoor door dicht struikgewas. Een rivierbedding noemde ik al maar ook een ongeordende hoeveelheid rotsblokken waarbij je al helemaal niet denkt aan het woord weg laat staan dat je enig idee hebt hoe daar tegenop, want stijl, te komen. Het lukt iedere keer weer. Maar er zijn ook enorm brede gravelwegen in allerlei staten van onderhoud en met alle soorten oppervlak. Glad, stroef, hobbelig, grote ribbels, kleine ribbels, mul zand, hoog gras, laag gras, zout (!), fijn rood zand, klei, gele blubber, water, kiezels, grote stenen en zelfs, soms, asfalt. Maar niet zeuren, de vergezichten zijn goddelijk, ieder moment wordt je verrast door een beest wat wegrent of je van heel dichtbij aan blijft kijken. Nieuwsgierige giraffen, alerte zebra's en orixen die altijd om blijven kijken of je ze niet achterna komt. De steenbokken zijn zo talrijk dat je eigenlijk niet meer naar ze kijkt hoewel ze fantastisch kunnen springen en heel mooi kunnen staan kijken. Maar bovenal zijn het toch weer de mensen die mij het meest ontroeren, die zoveel indruk maken en waardoor je eigenlijk meteen van dit land gaat houden.