The Red Skybar

The Red Skybar

Een lange dag. Zit eindelijk in het restaurant van mijn hotel. Het Sonor Kharkhaim. Interieur volledig in rode sky. ‘With Excellent Hot Water’ stond er op de gevel. Dat leek mij wel wat. Hoe het eten hier smaakt moet ik nog uitvinden. Ik weet niet wat ik besteld heb en de serveerster weet niet wat ik opgelezen heb. De muziek, in de vorm van het alom geliefde, karaoke staat zo hard dat niets en niemand te verstaan zijn. Het is tien voor acht. Gelukkig beginnen ze zo vroeg dan is het ook op een Boeddhistische tijd afgelopen. Hoop ik. Het bestelde biertje is wonderwel doorgekomen. Geserveerd met een pot thee. Bij mijn vragende ogen krijg ik “Free tea with beer” te horen. Ik had even medelijden met deze meisjes om iedere avond in deze omstandigheden te moeten werken maar ze blèren allemaal mee. Alsook de gasten. Erdenet heet het hier, bekend van de kopermijnen.

 

Nu gaat het licht ook nog uit. Het is half negen. Ik schrijf verder bij het schaarse licht van een disco-glitterbol. Het goede nieuws komt van mijn maaltijd. Ik schijn zwoertjes met botjes en vetlapjes besteld te hebben. Er zitten, vermoed ik, ook nog wat slappe magnetron frietjes bij en rijst met klieder. Ik had een plaatje met een vis aangewezen. Als ik mijn maaltijd bijna in de bloembak heb krijg ik een kaars. Kan ik zien wat de aanleiding tot deze oorbeschadiging is.

 

Maar ik moet niet zeuren. Over een zee van land gevaren vandaag. Jezus wat mooi was het weer. ‘Een zee van land’, zo beschreven de eerste reizigers Mongolië al in de twaalfde eeuw. Een Zuid-Nederlander was de eerste. Vijfentwintig jaar voor Marco Polo; waarvan niet eens zeker is of die er wel geweest is. Ene van Ruijsbroeck was het. Had ie goed gezien van die zee en dat land. Dat effect heeft het land wel op je. Dan weer golvend, dan kabbelend, dan stormachtig, dan vloeiend vlak, altijd prachtig. De steden zijn lelijk, het land mooi. Zo simpel is het hier. Vijftig keer zo groot dan Nederland, slechts twee miljoen mensen waarvan de helft in Ulaaanbaatar. Ga ze maar eens zoeken. Maar als je ze vindt is bijna iedere ontmoeting raak. De open blik, die lach, het simpele nomadenbestaan. Als je een vaste stek wil hebben moet je maar monnik worden. Vandaag het Amarbayasgalant klooster bezocht. Geen monnik gezien. Wel een mooi complex. Vooral van afstand. Maar het mooiste waren die twee kinderen die speelden bij een Boeddhabeeld. Zo simpel. Met dat beeld op mijn netvlies viel ik tegen twee uur in slaap. Toen ging de discobol pas uit.