Het bed van Che
Daar heb ik even op gelegen. Dat wil zeggen het bed waar hij eens sliep in Hotel La Rusa. De Russische Magdalena Rovieskuya vluchtte in 1917 voor de bolsjewieken uit Rusland maar sloot zich in 1957 bij die Cubaanse bolsjewieken aan van Castro en Che Guevara. Zij financierde de beide heren. Ook Errol Flynn sliep eens hier. Je moet je bedklassiekers een beetje bijhouden. Het begint een aardig lijstje te worden. De belangrijkste bedden die ik gescoord heb waren van Adolf Hitler (zoals trots verteld werd door het personeel van het Hotel Imperial in Wenen), het bed van de laatste Chinese Keizer (toen een bezoek aan de verboden stad en de keizerlijke vertrekken nog in volstrekte eenzaamheid kon geschieden en ik mijn kans waargenomen heb om even te gaan liggen), in de kamer die The Beatles ooit bewoonden op Hawaii in The Royal Hawaïen Hotel (helaas vermeldde de inscriptie op de kamer niet welke Beatle, het zal Ringo wel weer geweest zijn) en een nacht in de keizerlijke villa van Bao Dai, de laatste keizer van Vietnam in Dalat. En nu dus Che. Fidel heeft hier ook geslapen maar daarvan is niet bijgehouden waar hij geslapen heeft. Om op het bed van Che te slapen was meer doorzettingsvermogen nodig omdat het éénpersoons, niet erg fris uitziende matrasje doorgezakt was tot bijna vloerhoogte. Het was ook duidelijk een van de goedkoopste kamers geweest in het verder gerestaureerde hotel dat zwaar te leiden had gehad van de Hurricane Ike. Die restauratie was niet duidelijk te herkennen. Ben maar gaan slapen in La Habanera in een kamer met uitzicht op het plein.
De komende dagen ben ik even chillen in Baracoa. Het was erg veel auto met iets teveel lifters de laatste dagen. Baracoa is een stadje wat van 1511 tot 1964 geïsoleerd heeft gelegen van de rest van Cuba. Het was alleen per boot bereikbaar. Het stadje heeft veel ’oud’ behouden. Niet allemaal nog in even goede staat. Geld voor restauratie is er niet en om de paar jaar gaat er een hurricane overheen die zijn tol eist. Die isolatie is eigenlijk het beste te zien in het totaal ontbreken van de overal verder volop aanwezige Amerikaanse vijftiger jaren auto’s. Dat is wel een minpuntje. Je ziet hier veel Russische jeeps en Lada’s. Overigens ook allemaal kapot of in reparatie. Die Lada’s waren natuurlijk al stuk bij levering maar verder wordt hier, net als overigens in de rest van Cuba, voornamelijk gesleuteld aan alles wat kan rijden. De achterbak van de meeste voertuigen is een rijdende werkplaats en overal zie je benen onder auto’s uitkomen en worden motoren en bromfietsen door vaardige handen hersteld. Het grootste deel van wat hier rijdt is ook al minstens 50 jaar oud. Een enorme prestatie om het allemaal aan de gang te houden. En milieuvriendelijk natuurlijk dat hergebruik. Alleen jammer dat de benzine zo slecht is en er zoveel onderweg verloren gaat. Wat ze niet verloren laten gaan zijn aanstekers. Iedere plaats heeft vele tafeltjes langs de straat waar je je aansteker kunt laten bijvullen en repareren. Deze nijverheid mag je dan wel voor eigen rekening bezigen. Naast zo’n aanstekerette staat vaak een nog kleiner tafeltje waar je niet erg aantrekkelijke broodjes ham kunt kopen. De Cubaanse McDonalds.
Baracoa had ik de eerste dag al helemaal belopen en de avond heb ik doorgebracht met bezoeken aan wel zeven muzieklokalen. Ik blijf onmusicaal, zelfs hier in Cuba.