El Che e El Dotore
Toen hij een van mijn helden was leefde hij nog. Ik was diep geschokt door zijn executie door de Boliviaanse stromannen van de CIA. Helden horen dood te gaan maar executies schokken mij altijd. Van iedereen. Van Saddam tot Eichmann, van Allende tot al die mannen en vrouwen op de Amerikaanse elektrische stoelen. Iedere executie is er een te veel. Hoe slecht de geëxecuteerden zich ook gedragen hebben. Na zijn dood is voor mij Ernesto Guevara de la Serna ook voornamelijk een t-shirt geworden. Zijn film vond ik te heftig geromantiseerd, de boeken over hem geven weinig ruimte voor nuance en zijn weg (Routa 40) in Argentinië heeft hij maar voor een klein deel bereden. Toch deed het mij vandaag wel iets toen ik bij zijn botten stond. Al was hij verre van een generatiegenoot zoals iemand als John Lennon (hij is geboren in 1928) toch voelde dat wel zo. Een gevoel dat je bij de maar 2 jaar oudere Fidel Castro nooit had. Voor eeuwig jong zoals James Dean dat kleefde aan hem. Nu is hij benoemd tot de patroonheilige van de revolutie. In werkelijkheid was hij een bevlogen man die heilig geloofde in een betere wereld door middel van de revolutie en in een socialistische maatschappij. Daarnaast was hij ook een man van twaalf beroepen en dertien ongelukken. Hij was ondermeer arts, waarvoor hij opgeleid was, voetbaltrainer van een prof-team, commandant in het revolutionaire leger, president van de Nationale Bank van Cuba, en Minister van Industrie. Meestal hield hij deze beroepen al snel voor gezien en was hij weinig succesvol hierin. Revolutionair bleef hij tot in de dood.
Ik sliep bij de dokter. Hij was de internist en directeur van het hospitaal in Santa Clara. Om wat bij te verdienen runde hij ook een casa particulare. Dat is hard nodig want als arts in staatsdienst verdient hij 35 dollar in de maand. Dat is wel mooi 10 dollar meer dan een arbeider. Maar een gemiddelde horse-cart driver, een soort Henk Groenen met een baan, verdient al snel het viervoudige omdat hij niet meer door de staat betaald wordt. Alles wat je maar een beetje nodig hebt buiten eten, gezondheidszorg en scholing om moet betaald worden in convertibles. Een soort van Mickey Mouse geld wat een slimme Castro in plaats van de Amerikaanse dollar ingevoerd heeft. Rond het wisselen van die C.U.C., zoals ze heten, wordt je van alle kanten getild als toerist. Als Cubaan wordt je dubbel getild omdat je officieel geen convertibles hoort te hebben maar ze wel broodnodig hebt. Ja, letterlijk, want buiten grijze miniscule meelballetjes om moet je lekker brood ook in convertibles betalen. Om die convertibles te verdienen met kamerverhuur moet je maandelijks de staat wel alvast 10 nachten afdragen. Per kamer. Gasten of niet. Je mag twee kamers verhuren maximaal. Het is dus hopen op veel toeristen. Ik sliep dus bij de dokter. Geen luxe, geen privacy, wel een lecture over de Cubaanse economie en hoe gezond te leven. Goed kauwen op afwisselend vlees en vis, genoeg seks en veel slapen is zijn advies. Daar moet ik toch helemaal voor naar Cuba toe. En ongevraagd wat sterke drank waarvan de dokter verschillende glaasjes nam. Allemaal op mijn rekening natuurlijk.
Toen de dokter klaar was met zijn consult, of lette ik te opzichtig niet meer genoeg op, ben ik gisterenavond nog Santa Clara in geweest. Naar de plaatselijke Verkadefabriek. Club Mejunje. Eerst een concert van Trova Bolero, prachtig gezongen, en later op de avond een theaterstuk. Extra entree 5 cent. Een monoloog waar ik verder geen klap van verstond maar de strekking was duidelijk. Een vrouw treurde om haar overleden echtgenoot waarvan de as in een kruik naast haar stond. Ze was aan de drank en bij gebrek aan beter bedreef ze de liefde met het colbert van gestorven manlief. Toen het al te plastisch werd ben ik naar de bar vertrokken. Onderweg kwam ik een goedkeurend rondkijkende Juan van der Putten tegen, de directeur van Mejunje. Ook licht kalend alleen heb ik bij de echte Jan nooit konijnentandjes gezien. Het publiek in de club bestond voornamelijk uit punkers en oude van dagen. Een fles rum ging van hand tot hand. De oudere jongeren die de Bossche Verkadefabriek veelal bevolken waren hier vrijwel afwezig. Die zag ik later op het grote plein van Santa Clara; het Plaza Vidal. Ofschoon er niets te beleven viel was het hier stervens druk. Helaas moest ik om tien uur thuis zijn van de dokter. Die vervolgens met zijn twee kleinkinderen nog tot twaalf uur naar een hard blèrende TV bleef kijken. Seks hebben tot op hoge leeftijd voorkomt prostaatkanker en dementie voegde hij mij voor het slapen gaan nog toe. Nu, die seks was misschien wel op het plein te vinden maar zeker niet in dat kinderbedje waar de internist mij te slapen had gelegd. Ofschoon ik deze nacht wel een paar muggen volledig bevredigd heb.