Farewell to Paro
Paro is een leuk gehucht. De tweede stad van Bhutan mag geen naam hebben. Toch zit het vol verrassingen. Een Dzong van groot kaliber, zowel in omvang als in vormgeving. Je loopt vol ontzag over de binnenplaatsen en met nog meer ontzag schuifel je door de tempelzalen. Die Bhutaanse monniken en wereldse heersers die dit allemaal gebouwd hebben wisten hoe ze de mens vol devotie en ontzag moesten houden. Daar heb je geen leger voor nodig. Dat zat er vroeger overigens wel. Nu leven er nog slechts 200 monniken. Voor de Dzong is het boogschieten terrein. Stoere mannen schieten hun pijlen af richting een paaltje in de grond op de respectabele afstand van 120 meter. De meeste pijlen zijn raak of bijna raak. De bogen zijn van high tech materiaal. Hier zijn de middeleeuwen voorbij. Nog meer respect dwingen de kleine jongetjes af met hun spel op een veldje naast de grote mannen. Pijltjes gooien. Niks high tech. Het doel is identiek, de helft van de afstand en dan met een verzwaarde handgemaakte darts pijl. De worpen zijn haarzuiver. Zo zuiver dat de vriendjes naast, voor en achter het doelpaaltje staan op aanraak afstand. Niemand wordt verwond.
Buddha is hier overal. Je oog raakt altijd een tempel, chorten, gebedsvlag of passerende monnik. Bijna alle tempels zijn gesloten voor tourries. We praten ons meestal voorbij de care-taker, meestal een mislukte monnik, soms een echte met alle bevoegdheden van dien die je dus ook met alle regards moet behandelen. Karin’s, inmiddels, grote kennis van het Buddhisme en haar mala plus sjabliekske van de oude Guru R. doen de rest. Zo hadden we ook de eer een, zeer kort, bezoek te mogen brengen aan Dungtse Lhakhang. Een tempel in de vorm van een chorten, gebouwd in 1421, met prachtige schilderingen in de vorm van een mandala. We moesten er doorheen rennen om de beheerder niet met ontslag op te zadelen maar proefden een sfeer van Tibetaanse kwaliteit.