Mundo Trail
Maar wacht even, ik vergeet de grootste attractie van dit eiland. De Munro Trail. Deze wordt in ieder foldertje beschreven als een onvergetelijke tocht. Termen als ‘adembenemend’, ‘één keer in je leven’, ‘vol gevaar’ en ‘alleen voor de echte avonturiers’ vliegen je om de oren. Je neemt ze niet al te serieus maar er blijft toch iets van hangen. Ik ga op weg. Klein probleem: ik kon geen kaart vinden en wist bij god niet wat ik qua afstand moest verwachten. In mijn hotel hadden ze het over vijf mijlen en ‘dat kun je echt niet lopen mijnheer’. Ergens stond tweeënhalf uur. Dat nam ik maar aan. Eerste fout bleek later, want die tijd klopte wel, maar was bedoeld voor een four wheel drive. Ze wezen mij de weg vanuit mijn hotel. Het was half acht in de ochtend, ik had een fles water in mijn knapzak en ik moest richting ‘The Lodge at Koele’ lopen. Daar maar even verder vragen. De lodge was onderdeel van ‘The Four Seasons’-hotels, een zevensterrengroep. Het zag er echt heel mooi uit. Helemaal uit hout opgetrokken (the biggest wood building in the state!) en stijlvol in het landschap geplaatst. De gasten, die voornamelijk in ligstoelen onder de veranda lagen, waren duidelijk met hun laatste seizoen bezig. De lieve juffrouw achter de conciërgebalie kon mij ook niet aan een kaartje helpen maar als ik dan per se wilde lopen wees ze mij op de oranje borden onderweg. Ja, het was ongeveer 5 mijlen, ‘round trip’. Het was een mooie wandeling. Niet adembenemend, niet vol gevaar en ook niet één keer in je leven. Het leek wel wat op het slingerpad op Slabroek in Brabant. Al heel vaak gelopen in een ver verleden. Hier zat als bonus wel veel berg op, berg af bij. En inderdaad volgde ik de oranje bordjes. De zon scheen zo nu en dan zwakjes en het leven was goed. Na een paar uur was ik die oranje bordjes totaal vergeten en dat klopte, want die stonden er niet meer. Het ‘berg op’ had de overhand gekregen en ik werd best wel moe. Die vijf mijlen had ik er al op zitten en het pad bleef slingeren. Om een lang verhaal wat in te korten beschrijf ik mijn huidige gesteldheid. Die vijf mijlen bleken dertig kilometer en ik was vrij snel door mijn fles water heen, de hongerklop kon ik niet bestrijden bij gebrek aan iets te eten en nu zit ik zelf op mijn veranda uitgewoond te wezen. Fijn eiland.
Mijn bezoek aan het enerverende Lana’i zit erop. Veel geslapen, dat is ook weleens goed. Eindelijk kon het meisje achter de receptie in mijn hotel mij uitchecken. Dit hotel, dat overal beschreven stond als ‘een klein juweeltje van aandacht en sfeer’, is het meest onpersoonlijke hotel waar ik ooit verbleven benben. Het voornoemde meisje spande de kroon. In twee dagen tijd heb ik mij maar liefst acht keer bij haar balie gemeld en acht keer vroeg ze lusteloos: ‘Checking out?’ Zelfs tien minuten nadat ik ingecheckt was. Daarna volgde steevast ‘What’s your name?’ Die tikte ze vervolgens in op haar computer en gaf geen antwoord op m’n vraag. Het hotel was nog lang niet vol en had maar tien kamers. Terwijl ik toch de enige gast was die het stadium van Alzheimer nog niet had bereikt. Denk ik, geloof ik. Ben eigenlijk achteraf wel blij dat ze mij iedere keer naar mijn naam vroeg.
Castle & Cook brachten mij naar het airport en daar heb ik mij weer verwonderd over hoe makkelijk Amerikanen contact maken met elkaar. De tactiek heb ik nu wel door. Ze kijken wat je in je hand hebt. Een boek, camera, souvenir of baby op je arm. Dat boek hebben ze jaren geleden gelezen, die camera maakt zeker mooie foto’s, dat souvenir hadden ze ook zo graag willen kopen (lovely) en die baby die hadden ze zelf niet zo mooi kunnen maken. Als je niets in je handen hebt kunnen ze altijd nog een gesprek beginnen over de tekst op je T-shirt; de reden waarom er op dat van mij uit voorzorg ‘Fuck Cheney’ staat. Vijf minuten later ga je als goede vrienden uit elkaar. Compleet met uitnodiging om eens langs te komen als je toch in Delaware bent. Ik kijk liever dan dat ik praat.