Campamento Los Perros
De volgende ochtend heeft niemand zin om te vertrekken. Het is hier leuk en zonnig. We moeten vandaag naar een campsite in een donker bos, hoog in de bergen. Uiteindelijk gaan we op pad. We nemen de tijd. Een stijl maar wondermooi bospad naar boven. Soms geweldige vergezichten van het meer en de gletsjers beneden ons. Het is vier uur lopen vandaag. Dat gaan wij niet halen. Anderen ook niet. Zo nu en dan zien we andere lopers. Iedereen heeft het zwaar, niemand heeft haast. Toch niets anders om handen. De bossen zijn donker maar bloedmooi. Het gaat op en af. Als we denken dat we in de buurt van ons kamp voor de nacht komen en rusten bij een grote waterval volgt de ontgoocheling. We zijn pas op de helft! Of we zijn krukken en kunnen niet lopen, of de routebeschrijvng is een beetje in de war. Er komen meer lopers rusten hier en iedereen zit er een beetje doorheen. Ik vul mijn drinkflessen bij de waterval en we gaan weer op pad. Het bospad blijft maar slingeren en iedere keer dient zich weer een nieuw beekje aan waar je naar af afdaalt en ook weer uit omhoog moet klimmen. Dat maakt dorstig. Net op tijd zie ik dat er een klein visje in mijn drinkfles zwemt. Dat ook al kans gezien heeft om de bodem te bevuilen met z’n uitwerpselen. Dat heb ik weer. Niemand gelooft die avond deze anekdote. In plaats van de beloofde vier uur zijn we al bijna vijf uur onderweg als we het bos uitkomen en een wankele hangbrug over moeten om de laatste klim te maken naar een gletsjermeer boven ons. De beloning in de vorm van een machtig uitzicht wordt in dank aanvaard. Wat een natuurgeweld, wat een kleuren. Het is wel steenkoud daarboven, zo dicht bij het ijs in de volle wind. Snel dalen we een stukje af en steken een vlakte over om bij Campamento Los Perros te komen. Er staan al wat tentjes en het onze staat er in no-time bij. De andere lopers druppelen allemaal binnen en er heerst al een echt familiegevoel. We zitten allemaal hier, aan het einde van de wereld, en dat schept een band. Er staat een simpele golfplaten hut op het kamp met daarin een groot olieblik waar hout in gestookt kan worden. Daar maken de gidsen van de Duitsers de maaltijd op klaar en de kampbeheerder bereidt voor de Mexicanen een maaltijd. Zij huren ook hun tent hier. Dat scheelt weer dragen. Zo goed hebben wij het niet geregeld. Wij gaan aan de slag met ons pannetje en gaskomfoor. Het smaakt nergens naar maar je bent er wel echt eens even helemaal uit. Iedereen blijft een beetje hangen in het kookhok en de sterke verhalen beginnen te vloeien. Evenals de Gato Negro. Morgen is het oudejaarsavond en we spreken met z’n allen af om twee dagen in één te lopen. Vooral de twee Chileense gidsen zijn hier sterk óóvóór. Natuurlijk, op een dagafstand ligt er weer zo’n eenzaam kamp,, maar verderop heb je een comfortabele rrefugio. Het zijn wel meteen twee lange dagen en we zullen twaalf uur moeten lopen. De gidsen hebben het over tien uur, maar dat wagen wij te betwijfelen. We moeten om zeven uur op pad om het allemaal voor elkaar te boksen. We zetten de wekker op half zes en liggen vroeg in ons tentje.