Trivandrum, Christmas and Albert's Circus

Trivandrum, Christmas and Albert's Circus

Albert from Belgium, India februari 1998. Jumbo heet het circus. Heel origineel. Ik ben net in Trivandrum in Zuidwest-India aangekomen en reed er stapvoets langs in een Ambassador taxi. De chauffeur was duidelijk trots op het bezoek van het circus aan zijn stad. Aftands is een te florissante omschrijving voor de tent van Jumbo. Ver weg waren nog de verfsporen te zien van heftige schilderingen op grote borden die rond de tent opgesteld waren. Jumbo himself figureerde veelvuldig. Samen met enorme leeuwen, iets wat op een beer leek, veel clowns en heel zielige acrobaten. ‘You Go!’ beval de taxichauffeur mij. ‘I Go!’ zei ik gedwee. ‘But first hotel!’ zei ik beslist. Onmiddellijk lanceerde de driver mij in de Ambassador richting Hotel Luciya. Ik kwam recht van het airport en wilde mijzelf na een bumpy vlucht en dito taxirit graag even opfrissen. Bij de ingang kon je, nee eigenlijk moest je, meedoen met een loterij. Hoofdprijs een bromfiets. Lotje gekocht en toen om een kamer gevraagd. Het was vol. Alleen de Kerela-suite bleek nog mogelijk. Ik kreeg de sleutel en hartelijk ‘Good Night’ toegewenst. Het was half twaalf ’s middags. Ik begreep het pas bij het betreden van mijn suite, een donker hol met uitbouw waarbij ik erg aan een dodencel moest denken. Na een snelle douche direct weer de straat op gegaan. Lotje gekocht bij de uitgang en toen met kaartje uit de Travel Survival Kit de eerste tempel gevonden. Volgens een van de zeven dwergen die mij hier een ongevraagde rondleiding gaf was de naam van deze tempel ‘Coconutthrowingtopieces temple’. Er lagen inderdaad grote bergen kokosnoten en er was een soort van beatmis aan de gang. Hindoes waren van heinde en verre hier naartoe gekomen om een kokosnoot kapot te gooien tegen de wanden van het tempelgebouw. Om de paar minuten kwam er weer een vrachtwagen vol of een Ambassador overvol pelgrims het terrein opgereden. In zo’n Ambassador pasten minimaal acht personen. Soms waren het er tien. Ik vulde de achterbank alleen al bijna volledig. Ja, een Indiër is van nature inschikkelijk. Dat bleek. Plotseling werd er een hand op mijn schouder gelegd. Het was Albert. ‘Hello big man, how are you? I’m from Belgium and I’m working for the Circus.’ Albert had meer alcohol op dan op de achterbank van een Ambassador past, maar kon het prachtig vertellen. Als kleine jongen was hij met zijn ouders uit België gevlucht voor het Duitse bezettingsleger. Ze waren circusartiesten en moesten vrezen voor hun leven. We begrepen hieruit dat hij uit een zigeunerfamilie stamde. Zo zag hij er ook wel uit. Hij was een beetje een vreemde verschijning. Alles aan hem straalde India uit terwijl hij toch duidelijk een Europees uiterlijk had. Nu werkte hij alweer meer dan veertig jaar in het circus. Hij excuseerde zich dat hij niet ‘The Belgium language’ sprak maar hij wilde wel graag nog eens terug naar zijn geboorteland. Dat Nederland het buurland was van België, daar had Albert geen flauw benul van. Ook Albert vond dat ik nodig een bezoek aan het circus moest brengen. Maar ik was op tempelsafari. Een onzichtbare hand bracht mij echter later die middag weer bij de poort van Circus Jumbo. Bij de poort stond Albert. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat hij meer hing, aan de bar bij de poort. Het was een wonder dat mijn Brahma Belg mij herkende in zijn toestand, maar hij was direct weer enthousiast. Hij stelde een rondleiding voor. De armoede kwam direct als een regenbui over je heen. Of was het folklore die ik niet als zodanig herkende? Ik zag het kammen der kamelen, het wassen der olifanten en de directeur aan wie ik als nieuwe vriend van Albert werd voorgesteld. Ik werd ook nog voorgesteld aan Moti de huisgier, die zo te zien te weinig eten kreeg. Ik bewonderde op commando de door insecten aangevreten circustent en hoorde dat zo’n tent miljoenen roepies kost. Hierna werd ik in de gelegenheid gesteld om jonge tijgers, oude tijgers, slapende tijgers en valse tijgers te aaien. Daarna beren, leeuwen, panters en luipaarden. Dat ik niet zo gretig aan het aaien sloeg bracht bij Albert wat overmoed teweeg zodat een snotaap van een tijgertje Albert terug aaide. Zijn arm kleurde hierna verdacht rood. Hij zou het later dicht laten branden. Maar eerst werd ik bij Albert thuis uitgenodigd. Het circus bleef totaal vijfenveertig dagen hier in Trivandrum en de vele honderden medewerkers hadden dan ook hele straten gebouwd van semipermanente golfplaathuisjes. Albert vertelde dat zijn vrouw trapezeartieste was en ook fungeerde als assistente bij zijn messenwerpers- en schuttersact. Maar eigenlijk was schieten zijn lust en zijn leven. Het liefst bedreef hij de jacht op groot wild, maar met een serieus gezicht zei hij dat op ballonnen schieten ook leuk was.

Bij zijn hokje aangekomen zag ik tussen een kleine opening in een rafelig gordijn een onderzoekend gezicht naar me kijken, duidelijk met de bedoeling mij buiten te laten staan. Toen Albert haar kortaf beval het gordijn open te doen zag ik een mooie Chinese vrouw van een jaar of dertig met een rok die duidelijk van dezelfde stof gemaakt was als het gordijn. Albert liet mij direct de buksen en pistolen zien die hij bij zijn act gebruikte. Hij hield ze met zoveel liefde vast dat ik er moeiteloos tijgers en een antilope bij verzon die hij ermee neergelegd had. Zijn vrouw Icee bracht me thee en de fotoalbums. Ze hadden een prachtige dochter en Albert had een enorme familie. Allemaal Belgen. Hun dochter zagen ze door het circusleven maar eens in de vier jaar. Ze zat wel op een goede school. Albert en zijn vrouw zaten tegenover mij op een klein stretcherbed. Dat gaf een ontroerende aanblik. Beide mensen hadden op een trieste manier niets met elkaar gemeen en toch was er een onzegbare band tussen hen voelbaar. Toen de thee op was ben ik, na toegezegd te hebben snel het circus te bezoeken, weer vertrokken. Albert zou mij opwachten, beloofde hij.

 

Door de vele tempels die Trivandrum rijk is had ik pas twee dagen later tijd voor het circus. Maar wel geheel en al volgens de traditie: circus op 2e kerstdag. Al was Jumbo geen Barnum and Bailey, ik had er zin in. Het circus flonkerde al van verre in de nacht. Bij de poort deze keer geen Albert. Wel twee clowns, Vere en Usman, die we ook al ontmoet hadden. Natuurlijk dwerg en het was goed dat de lach op hun gezichten geschilderd was. Usman had nonchalant een hippo aan een touw vast.

Ik dronk wat bij Alberts Corner en schoof toen de rijen in die gespannen stonden te wachten om naar binnen te gaan. De vrouwen in hun eigen rij, ik bij de mannen. De vrouwen in kleurige sari’s en de mannen allemaal in witte tunieken.  De tent was prachtig vol en het rook zo sterk naar circus dat je bijna van je stokje ging. Nadat het orkest een paar keer geoefend had begon plompverloren de show. Acrobaten in de nok, veel meisjes onder de tien met kleding aan van hun, waarschijnlijk ter aarde gestorte, volwassen voorgangers. Het zag er aandoenlijk, triest uit, maar toch sfeervol. Het publiek klapte nauwelijks. Iedereen zat te vreten en door elkaar heen te lullen of met open monden de artiesten aan te gapen. Het hele programma was een totale chaos. Dan weer duurde een optreden nauwelijks 20 seconden, dan weer veel te lang en had het publiek in het geheel geen aandacht meer. Veel dubbelrollen en nog veel meer kinderarbeid. Maar het alternatief voor deze kids is stenen bikken, bedelen of prostitutie. Als er wilde dieren optraden was een ketting om hun nek de enige veiligheidsvoorzorg. Of de beren waren bijvoorbeeld blind gemaakt zodat ze hun prooien niet konden zien. Gehandicapten traden ook op. Die hadden de lachers direct op hun misvormde hand. Degenen zonder benen hadden een skateboard gekregen waar je ook heel hard mee door een piste kunt scheuren. Ik begon al te vermoeden dat Albert door de drank geveld zou zijn toen hij plotseling in de piste verscheen. Hij stelde mij niet teleur. Minstens twee liter slechte whisky had hij op. Ik rook zijn kegel boven de penetrante roofdierengeur uit. ‘From Belgium: The V-Brothers,’ schalde het uit de luidsprekers. Hij was alleen. Hij liep naar het midden van de piste, boog, keek rond en begon uitgebreid naar mij te zwaaien. Ik weet nog steeds niet of zijn act nu de hoeveelheid alcohol was die hij op had of zijn schietkunst. Ik weet wel dat Icee, zijn vrouw en tevens mikpunt, een enorme moed had. Ze stond op een meter of acht van Albert met een ballon op haar hoofd die hij eraf moest schieten. Bij Albert kwam er geen rook uit zijn loop maar uit zijn bek. Bij het messen werpen heb ik maar een andere kant uit gekeken. Toen ik weer durfde te kijken, leefde Icee nog en stond Albert opnieuw naar mij te zwaaien. Hij kwam later in het programma ook nog in de clowns act opdraven. De act was ouder dan de weg naar Rome, maar het publiek schaterde het uit. Hierna reed er een leeuw op een motor door de piste, kwam er nog een trein rondjes rijden met als passagiers eenden, een hyena, Moti de gier, twaalf dwergen, meisjes van vier en als machinist een beer met een fluitje in zijn bek. Icee heb ik niet meer als acrobate gezien. Waarschijnlijk besmet door alcoholvergiftiging in het ziekenhuis beland. Albert kwam op het einde van de show nog bij me zitten. Hij bleek op dat tijdstip van de dag bijna onverstaanbaar. Hij had één wens, mijn korte broek. Die wilde hij dolgraag hebben. Ik probeerde hem uit te leggen dat ik dan in mijn onderbroek zou staan. Maar hij keek zo teleurgesteld dat ik uit mijn rugzakje een shawl opdook en die als een sarong om mijn middel bond zodat een trotse Albert met mijn kleurige korte broek in zijn hand afscheid kon nemen.