ManFarang in Phonghsali
Ik ben gelukkig. Dat was ik natuurlijk al met al die ontwikkelingen in mijn leven de laatste tijd, maar nu wordt het ineens weer heel tastbaar. Geluk dat je aan kunt raken bijna. Ben op weg van Udomxai naar Phongsali en mijn kleine chauffeur naast mij spreekt geen woord anders dan zijn eigen taal. Dat is op zich lekker rustig en hij weet waar hij naar toe moet en weet ook dat als ik met mijn hand snel op en neer naar beneden beweeg ik graag wil dat hij stopt. Hij rijdt rustig en beheerst maar wel door, helemaal goed. Dat hij zo klein is heeft als nadeel dat hij helemaal met de voorbank (aan één stuk is die!) op het stuur zit. En ik daardoor ook. Hierin lijkt het op een busrit maar voor de rest bekruipt mij meteen na de start al het echte reisgevoel. Het landschap trekt voorbij, ik mijmer, droom en geniet van al die simpele mooie dingen die je onderweg ziet. Twee gekookte eieren, een pak droge (en zachte bleek later) biscuitjes en een extra flesje water om de dag door te komen. Ik wist nog niet wat we onderweg tegen zouden komen. We komen wat motorrijders tegen die omgekeerd zijn omdat de weg onberijdbaar blijkt. Voor motorrijders dan wel die op de gladde modderige ondergrond steeds weggleden. Voor mij een extra reden om door te gaan. Dan pas ben ik in mijn element. Asfalt is maar saai. Voorlopig is de weg nog reuze goed berijdbaar. Al zie je overal Chinese ingenieurs met meetstokken en andere apparatuur in de weer om ook deze weg een flink stuk breder te maken en in no-time vol te gooien met asfalt. Die brommertjes die ze met miljoenen produceren moeten wel snel vervoerd worden. En er komen er steeds meer ook al omdat ze zo snel verslijten. Die Chinezen zijn niet gek natuurlijk.
Langs de weg is het een genot. De bergvolkeren hier, vooral Akha zie ik, zijn nog niet uit de kleren gegaan. In ieder geval de meeste vrouwen dragen nog hun mooie kostuums met prachtig borduurwerk en alle blinkende zilveren knopen, oorbellen en schaaltjes. Ze willen geen van alle op de foto maar dat komt later allemaal nog wel. Kijken is al mooi genoeg. Die Akha vrouwen hebben, als ze getrouwd zijn, een hoofdtooi op die bestaat uit een lange strook zwarte stof van tien tot twintig centimeter breed en meer dan twee meter lang. De stof is vol geborduurd en zit daarnaast nog vol met patchwork en in het midden, het gedeelte dat op het hoofd terecht komt, helemaal vol met zilver. De uiteinden hangen als versierde vlechten langs hun lichaam. Daarbij dragen ze zware zilveren oorkettingen die aan de zware zilveren oorbellen vastgemaakt zijn. Alles bij elkaar een enorm gewicht. Het valt mij op dat de meeste vrouwen en jonge meisjes vrijwel nieuwe kleding dragen dus hebben ze nog niet alles aan de toeristen verkwanseld. Maar dat gaat onherroepelijk komen. Honderden jaren is hier het leven vrijwel onveranderd gebleven en nu, in enkele tientallen jaren, enorme veranderingen. Een weg, een brug, een bus, een bromfiets, alles leidt ertoe dat ze hun eenvoudige maar overzichtelijke bestaan opgeven en de trots vergeten waarmee ze nu hun kleding en versierselen dragen. Zo is het overal gegaan en gaat het hier straks ook zo. Bij mijn eerste trekkingen in Thailand, 35 jaar geleden, liepen de vrouwen en mannen in de bergen ook nog allemaal in klederdrachten. Nu wordt dat bijna alleen nog voor de toeristen gedragen om er extra geld mee te verdienen. En daar zijn zelfs steeds minder mensen voor te porren.
Eerst kwam de bedreiging van hun traditionele bestaan vooral uit het westen en het willen nadoen van onze leefstijl maar sinds in de jaren '80 er in China een andere wind waait komt die bedreiging in enorm tempo ook daar vandaan.
En toen stonden we stil. Ik zat nog na te genieten van een tafereel waarbij een klein zwart varken een hele stoet jonge eendjes achter zich aan had, de moedereend moet jammerlijk aan haar einde gekomen zijn, toen we een andere stoet passeerden en wel van vrachtwagens die langs de weg stil stonden. En ja hoor, er stond een enorm lange truck met oplegger stil in een moeilijk bocht in de weg. Het ding kon niet meer voor- of achteruit en de achterste wielen zakten steeds verder weg richting diepe afgrond. Moest denken aan mijn Dinky Toys van vroeger. Wat was ik trots op die dubbele truck met oplegger die ik had. Nu, bijna zestig jaar later, staat het ding vreselijk in de weg. Na mijn Namibië ervaring wilde ik mij er al mee gaan bemoeien maar dat liep door taalproblemen toch op niets uit besloot ik. Maar takken genoeg hier en schoppen om te graven ook dus er is een weg eruit. Blijven slippen en de geulen waar de wielen in staan steeds dieper maken heeft geen zin. Ik ben benieuwd hoe lang we hier zullen staan. Ben bang dat de eitjes en de koekjes echt te weinig zullen zijn. Er staan tientallen mannen rond het obstakel, iedereen heeft een mening, niemand doet iets. Er is geen enkel in initiatief. Op mijn suggestie, die ik al gebarend geef, de truck los te koppelen van zijn oplegger slaat de chauffeur bijkans op tilt. Daar begint hij niet aan, hij wordt nog bozer als er instemmend gemompel komt. Ik loop maar terug naar mijn eigen auto waar mijn chauffeur op het stuur in slaap is gevallen. Hij heeft tot nu toe niet eens de moeite genomen uit te stappen.
Enige uren later...
Alles in diepe rust om mij heen. Mijn chauffeur ligt op de achterbank op mijn tassen heerlijk te snurken. De chauffeur van de truck met oplegger heeft de gordijntjes van zijn cabine dichtgemaakt en is in diepe rust. Bijna iedereen slaapt behalve een paar mannen die gehurkt onder een truck zitten te roken. Het regent gestaag. Ik vind het genoeg geweest, stap weer eens uit en loop naar de oplegger toe waar op dat moment een mager joch met een brilletje ook heenloopt. En de cliché's kloppen: hij spreekt Engels. Ik wijs hem op de hoge zandberm naast de truck die je af zou kunnen graven waardoor er niet te brede auto's kunnen passeren. Ik vraag of hij aan een aantal mannen, die hoog boven ons op een richel het hele schouwspel nog steeds staan te bekijken, kan vragen of ze spades, schoppen, het liefst batsen hebben om wat te graven. Ik weet overigens niet al deze woorden in het Engels. Hij begrijpt het gelukkig en begint naar boven te schreeuwen. De Akha mannen schreeuwen wat terug en dat schreeuwen gaat wederzijds een tijdje door. Ik blijk werkgever te worden en ze willen komen werken voor 10.000 Kip de man. Ze zijn met zevenen die een spade hebben. Jezusmina dat is 70.000 Kip toch snel 7 euro! Ik ben de buitenlander dus ik betaal. Even later is het weer een grote drukte rond de truck en in no time hebben de mannen (met blote voeten) de berg zand afgegraven en zou je erdoor kunnen. Enkele slimme 4WD's zijn al aan komen rijden en staan ongeduldig te wachten. De eerst wurmt zich er al door als de mannen nog aan het graven zijn. Maar met een hoop geronk en gierende, slippende banden komt hij erdoor. Onder luid applaus van de omstanders die het een worst zal zijn dat de Akha mannen bijna omver worden gereden. Maar die zijn ook niet gek en gaan met zijn allen voor de truck staan en eisen 10.000 Kip voor de doortocht. Dat doen ze vervolgens bij alle auto's tot wij aan de beurt zijn. Een beetje lacherig mogen wij 'gratis' passeren. Het is ze gegund.
Veel te laat kom ik op vrijdag einde middag in Phongsali aan. Het toeristenbureau sluit om vijf uur en is het weekend dicht. Daar ben ik voor naar hier gereden. Om een trekking te doen. Morgen maar eens zien.
Zaterdag 17 november 2012
Het is hier de droge tijd. Ik wil de natte dan zeker niet meemaken. Ach, soms regent het niet, laat ik daar blij mee zijn. Ben hier helemaal naar toe gekachelt om een trekking te gaan doen en dat is nu onmogelijk. De trekkers willen nog wel maar de gidsen vinden de spekgladde paden te gevaarlijk. Soms zit het tegen dat is duidelijk. Het is een godvergeten plek hier en een roteind weer terug. Terug naar waar is nog niet geheel duidelijk. Ten einde raad maar een auto met gids bestelt voor morgen voor een tweedaagse 'auto' trek met twee korte wandelingen. Onmogelijk duur maar om nu hier wat te hangen en dan terug te gaan is mijn eer te na. Morgenvroeg om zeven uur staat mijnheer klaar met zijn automobiel en ik met mijn camera. Vandaag maar weer lummelen. Ook daar ben je op zo'n plensdag snel mee klaar. Maar ik heb het oude middeleeuwse deel van het stadje bekeken en er zelfs, al was het maar kort, nog deelgenomen aan een feest. Het was een soort buurtfeest maar de aanleiding wilde mij maar niet duidelijk gemaakt worden. Ze deden veel pogingen maar de vertaling wilde bij mij maar niet binnen komen. Ik was al blij dat ik hoorde dat het een Chinees dialect was wat er gesproken werd. Leuker was de vogel, die weliswaar in een kooi zat, maar verder vrijuit zal te ouwehoeren de hele dag. Toen ik voorbij liep bleef hij maar roepen "Whereyoufrom", hij sprak het beter uit dan de meeste Laotianen. Wat hij ook uitstekend kon, het klonk echt even vies als in het echt, was het schrapen van de keel en het daarna uitspugen van het overbodige keelvocht. Ook goed was zijn imitatie van verschillende fluitende vogels snel achter elkaar.
Op het einde van de dag had ik het plaatsje helemaal een keer of wat bekeken en het bleek dat ik het gisteren op het einde van de middag al gezien had. Toen het eindelijk avond was geworden toog ik naar mijn inmiddels favoriete restaurant maar ik denk dat de ouders naar het buurtfeest waren geweest want de kinderen kookten. Dat zag er zo onbetrouwbaar en ook onsmakelijk uit dat ik maar naar een ander culinair paleisje ben getogen. Er was geen kaart en al de aanwezigen zaten gekluisterd aan de tv waar een heldenepos uit de Chinese revolutionaire geschiedenis op stond. Na enig aandringen wilde moeders mij wel naar het hok, wat als keuken diende, meenemen om wat eetbaars aan te wijzen. Ik wees veel groenten en verder alleen de rijst aan waarbij ik wokbewegingen maakte. Het werd begrepen en wat later had ik een verrukkelijke maaltijd voor mijn neus staan. Vier schalen waaronder een werkelijk uitstekend pittig vleesgerecht. Vegetariërs worden hier volledig genegeerd dat is duidelijk. Maar het bleek veruit de beste maaltijd die ik in Laos genoten heb. En ik heb de film maar mee afgekeken. Op het eind was iedereen dood maar de moraal lag er een kilometer dik bovenop. Het communisme brengt iedereen in het paradijs!
Zondag 18 november 2012
We zijn op weg. Mijn gids en chauffeur rijdt als een Nicky Lauda voor zijn ongeluk. Gelukkig is het nog vroeg en is er nauwelijks tegemoetkomend verkeer. De auto steunt en kreunt. In no-time hebben zijn we in Boun Neua waar we een noodle soepje nuttigen. Ik moet nog even bijkomen van de rit. Onderweg al veel hilltribes gezien die naar de markten op weg gingen maar onze snelheid liet niet toe te kijken, laat staan te stoppen. We buigen af naar het noorden. Gelukkig is de weg zo slecht dat de snelheid er nu wel uit is. Wat over blijft is het lompe rijden waarbij hij geen oog lijkt te hebben voor zijn auto. Ik had begrepen dat hij de eigenaar was van het trekkingbureautje maar hij legt uit dat zijn baas niet zo blij was met een toer van maar één persoon. Als je er zeven mee kunt nemen levert dat meer op natuurlijk. Ik hoop maar dat het wilde rijden komt door het standje wat hij gehad heeft. We stoppen bij een paar dorpjes van Akha, Leu en nog wat tribes. Maar ze rennen of weg, of ze vragen direct geld voor een foto, veel geld. Ik besluit mijn camera maar in de auto te laten en gewoon wat rond te lopen. Als we na een paar uur in Ngay Nua aankomen krijg ik wel de kans een paar foto's te maken met veel lachen, goede woorden en een paar, meegenomen, pakken koekjes. Deze dorpjes zijn al erg van deze tijd en je ziet in de dorpen zelf geen hilltribes in traditionele kleding meer. Alleen bezoekers vanuit de bergen dragen nog de prachtige tunieken met het vele zilver op en rond hun hoofd. In een deel van het dorp zie je nog veel huizen van bamboe met rieten daken. De bewoners krijgen geld van Unesco om deze zo te houden. Maar wel overal satelietontvangers, de elektriciteit wekken ze zelf op met generatoren die ze in de rivier plaatsen op plekken van stroomversnellingen. Je ziet er erg veel in de rivier. Verderop onderweg komen we een Akha meisje tegen met een hele stoet broertjes en zusjes. Ze hebben allemaal manden om hun hoofd die nog leeg zijn. We stoppen en ik mag wonderwel vrijuit foto's maken. Ze gaat echt poseren. Dan komt de aap uit de mouw. Ze willen mee rijden naar de bananen plantage verderop om hun manden te vullen. De chauffeur voelt er niets voor maar ik laad de heel auto vol. Er gaan er zeven op een achterbank. De uitgedeelde snoep wordt gretig in de monden gepropt. Bij het afscheid krijg ik een keurige, stevige, hand van het Akha meisje. Een vreemd gebaar hier in Laos, maar wel mooi.
In Sopsoum laten we de auto achter en gaan te voet verder. Het eten is op in het enige restaurant en we pellen maar wat eieren en eten een heel klein visje uit een vies plastic zakje. De auto hebben we achtergelaten bij het hospitaal van het dorpje. Bij ons zouden ze het een schuurtje dat nodig afgebroken moet worden noemen. Het aanwezige meisje blijkt dokter, verpleegster, receptioniste en schoonmaakster te zijn. Ze wordt nu ook tasbewaakster want ik laat een tas achter met spullen die ik niet nodig zal hebben voor de rest van de dag en morgen. Hoop ik. We gaan een pad op wat vlak langs de rivier de Nam Ou loopt. We worden vrijwel direct aangevallen door een groot zwijn die blijkbaar haar jongen bewaakt. Met een flinke kei houden we het woeste beest op afstand. Vreemd op een pad waar zoveel mensen langs komen per dag. Maar het blijkt vandaag een heus Jonkerspad te zijn (een Jonkerspad is een pad wat eigenlijk nergens naartoe gaat, heel moeilijk te belopen is, in rondjes draait of helemaal niet bestaat. Ben er in het verleden weleens noodgedwongen ingetrapt). Het begint breed maar wordt al snel heel smal, met dichte begroeiingen en veel takken over het pad. Mijn gids is hier al twee jaar niet meer geweest en moet toegeven dat dit niet meer het pad naar ons beoogde doel, het dorpje waar we gaan slapen, is. Ze hebben blijkbaar een nieuwe pad genaakt. Morgen zal blijken dat we er helemaal met de auto naartoe hadden kunnen rijden. Maar het pad wordt nog veel slechter, omkeren heeft ook geen zin meer en we moeten halsbrekende toeren uithalen om over wat landslides heen te komen. De rivier kolkt vervaarlijk diep beneden mij. Mijn kleine gids kan nog wel onder de dichte takken heen kruipen maar ik moet vaak op mijn knieën eronderdoor. Mijn armen en gezicht zitten al vol striemen van de takken en de dorens. In mijn hoofd zit een flinke houtsplinter en ik ga ook een keer flink op mijn bek als ik in een diep gat stap. Dat ik onder de modder zit is niet eens het ergste. Als we hoog boven ons een weg ontwaren klimmen we midden door de bananenplantages naar de weg en die blijkt uitstekend. Een aantal lachende mensen begrijpen dat we de verkeerde weg genomen hebben maar stellen de gids gerust dat deze weg ook naar ons dorp gaat. Toen de modder en het bloed opgedroogd waren lopen we het dorpje binnen. Iedereen schoot weg. Wat van boven een levendig dorpje had geleken zag er nu uitgestorven uit. Toen we tussen de huizen door liepen naar het huis van de hoofdman kwam er links en rechts weer wat beweging en zag ik vele ogen vanuit de donkere hutten naar mij kijken. Bij de hoofdman was de verwelkoming heel hartelijk. Mijn gids en hij hadden elkaar twee jaar niet gezien en hadden heel wat te vertellen. Ik liep wat rond en schoot wat foto's. De camera op mensen richten was er nog niet bij, die stoven meteen alle kanten op als ik maar in hun richting keek. Op afstand kon ik iedereen wel een beetje bekijken. Er liggen hier twee dorpjes tegen elkaar aan. Van de Akha (dit zijn Akha Pixor) en de Lolo Pho. De Lolo hebben prachtige geweven stoffen van katoen, wij zouden ze voor de sier aan de muur hangen. Elke stam heeft zijn eigen weefstijl, wat kleur en soort stof betreft. De Akha vooral in donkerblauw met veel borduursels en zilveren versieringen en de Lolo Pho in heel felle kleuren.
Terug bij het huis voor de nacht zit iedereen aan de waterpijp en er wordt veel gelachen. De meeste mensen zijn terug aan het komen van de velden en het is overal druk en de sfeer lijkt uitgelaten. Veel mensen staan zich al te wassen bij de pompen. De vrouwen gaan het eten klaar maken en de mannen slijpen hun messen maken hun wapens schoon of verzorgen de tractor. Er wordt door bijna alle mannen en de oudere jongens gejaagd. De geschoten dieren, vaak prachtige beesten waarvan ze bij ons in vervoering raken en ze dus in een dierentuin stoppen, worden direct voor consumptie klaargemaakt. Zo'n beest gaat hier meteen op het vuur en wordt ten hoogste de huid of vacht verder gebruikt om er iets moois om te dragen mee te maken. Ik zag een jongen met een soort enorme marmot die hij met veel aandacht aan het villen was. Een man had een hondachtig beest geschoten en dat hield hij vol trots, al mooi gevild, voor mij omhoog voor een mooi fotomoment. De jongste zoon van de hoofdman had een prachtige grote tropische vogel met een enorme staart geschoten die hij meteen in een pan heet water stopte om hem daarna makkelijk te kunnen villen. Een jongetje had een vogeltje geschoten met zijn katapult en zijn moeder stak het voor hem op een bamboestokje waarna hij het meteen ging roosteren en daarna oppeuzelde. Van zijn vader kreeg hij wat zout die dat in een zakje aan zijn riem droeg.
Op een vraag van mij wat ze verbouwen krijg ik een, door mijn gids vertaald, verhaal over de gewassen die ze kunnen verbouwen ter vervanging van de papavercultuur, die officieel verboden is. Maar kool, bonen en tomaten zijn niet altijd goed verkoopbaar, en moeilijk te bewaren. Er wordt hen van alles beloofd maar niemand komt zijn beloftes na. Ze kregen ook het advies aardappels te gaan verbouwen maar die leveren helemaal te weinig op alleen de westerling eet die in grote hoeveelheden als Man Farang (vertaling is French Fries!). Er is geen ander gewas dat zo'n hoge prijs heeft als opium en dat net zo makkelijk te bewaren en te vervoeren is, je hoeft er maar weinig van te verbouwen want het wordt verkocht per gram! De hoofdman zegt dat ze het niet meer verbouwen maar de gids vertaald met de toevoeging dat dat waarschijnlijk niet helemaal waar is. De papavervelden liggen ver buiten het dorp met een hoge bamboeomheining eromheen.
Ik ga weer fotograferen en het lukt steeds beter contact te maken met de dorpsbewoners.
Silhouetten van de zwarte kappen van de Akha tegen de laatste licht aan de horizon zijn magisch. Ik kom veel te laat in de hut waar iedereen al wacht met het eten en de LaoLao whisky!
Bruegheliaans
Maandag 19 november 2012
Om twee lage tafels in de hut zit iedereen te eten. De mannen aan de grootste tafel en vrouwen achterin bij de vuren. De meeste kinderen zitten daar ook. Het is een haast middeleeuws tafereel met het vuur, de koppen van deze mensen in het schijnsel van de vlammen, de klanken uit hun monden, het smakken van diezelfde monden, de vele kommen op tafel. De honden onder te tafel, de varkens en kippen die rondscharrelen en de enorme warmte rond deze mensen en hun open houding naar mij toe. Er worden levendige gesprekken gevoerd die mij volkomen ontgaan al merk ik aan hun blikken en door het woord farang dat het regelmatig over mij gaat. Omdat ik aardig kan tellen in de taal en hun bewegingen volg begrijp ik dat het ook over prijzen van de producten gaat. Dan vragen ze hoe oud ik ben. Dat begrijp ik wel. Mijn leeftijd sloeg in als een bom, tien jaar ouder als de oude hoofdman hier, er werd meteen anders tegen mij gesproken. Al verstond ik er natuurlijk wederom geen klap van. De vrouwen blijven maar nieuw eten aanvoeren en het valt mij op dat we helemaal zonder vlees eten. Diverse soepen, gekookte groene groenten, bamboe, twee soorten noedels, een grote schaal chillies en rijst. De schalen moeten vol blijven ook als iedereen klaar is.
De avond in het afgelegen dorp is een onvergetelijke ervaring. De mensen, het dorpsleven, de bij ons al lang niet meer bekende kinderspelletjes zoals tollen waar ik een lange tijd naar heb staan kijken, de waanzinnig heldere sterren 's nachts. De houtfakkels die als zaklamp dienen. Als ik in mijn bed kruip, ik slaap in de voorraadschuur tussen de keuken en het grote woonvertrek waar de hele familie slaapt in, pak ik nog even mijn i-Pad om wat op te schrijven. Dat had ik beter niet kunnen doen. Alsof ze het roken zaten er eerst een stuk of wat, maar wedra bijna vijftig kinderen en een paar vrouwen op, rond en over mijn bedje op de grond om dit wonderlijke apparaat te bekijken. Eerst werd er meer dan een uur naar foto's gekeken. Ik had er eigenlijk alleen maar foto's uit Afrika op staan. Dat was smullen voor ze en er werd gelachen en de oh's en ah's klonken aan alle kanten. De blote borsten van de Afrikaanse vrouwen werden aan zorgvuldig onderzoek onderworpen. Ik had er ook nog wat leuke apps op zitten van een kat die allerlei rare dingen doet als je haar aanraakt. Een hond die weer andere capriolen uithaalt en nog wat van die grappige gadgets. Ik hoefde ze niet eens te demonstreren, ook hier hebben de kinderen direct door hoe je met een computer om moet gaan. Wat volgde was een hilarisch uur waarin ik nog nooit zoveel en zo aanstekelijk heb horen lachen. Vooral de de figuurtjes in de apps als een soort echoput de dingen die gezegd, geschreeuwd, worden nadoen. Toen ze dat door hadden was het hek van de dam. Ik werd wel door twintig handen vastgehouden om het maar goed te zien en zelf kwam ik nauwelijks boven de stapel mensen uit. Het was een feest om hier te zijn.
Ik wordt al vroeg wakker natuurlijk. Het dorp ontwaakt langzaam. De vrouwen worden wakker, de hanen (het zijn er veel) kraaien zich een ongeluk, de varkens knorren zich een weg naar voedselresten die de vorige dag toch echt allemaal door de kalkoenen zijn weggepikt. Ik loop wat rond en geniet. Na de prachtige heldere sterrenhemel van gisterenavond rollen nu wolken weer over de berghellingen het dorp binnen. De jongste schoondochter maakt het vuur aan en bereidt het eten alvast voor. Je ziet duidelijk de hierachie in dit gezin. De laatst gearriveerde schoondochter doet het meeste werk. Moeders loopt erbij als een oude hippie ze heeft dan wel de Akkhadracht aan maar alle kleren hangen los en zwieren alle kanten op en ze doet verder ook geen poging om haar, piepkleine, borsten te verbergen. Ze zorgt vooral voor de kleinste kleinkinderen. Het koken duurt best lang en ik vermaak mij op mijn fotosafarie in het dorp. Diezelfde kinderen die gisterenavond op en om mij zaten rennen nu weer even zo vrolijk alle kanten op als ik hun richting in kijk. Soms kan ik ineens heel rustig een foto van iemand maken.
In de keuken ga ik ook een tijdje kijken hoe het eten klaargemaakt wordt. We gaan hetzelfde krijgen als gisteren alleen nu met grote schalen kip en de vogel die gisteren geschoten is. Pompoenen papaja's en watermeloenen liggen aan de kant alsof ze daar al jaren liggen. Maar ik neem aan dat het de winter voorraad is. Het kookgerei ziet er fantastisch uit en ik fotografeer een paar mooie stillevens in de nog half donkere keukenhut. Een stilleven, dat is lang geleden. Maar dat deed Brueghel er ook soms als iets erbij.
Na het ontbijt het onvermijdelijke bezoek aan de dorpsschool. Hoeveel dorpsscholen zou ik nu al bezocht hebben in mijn reisleven? Hier hebben de onderwijzeressen geen kinderopvang zie ik. Ze dragen hun jongsten gewoon op de rug. Dat worden later beleerde types.
En dan is het tijd om terug te gaan lopen. Het goede pad deze keer. Het is warm en deze weg is een stuk langer en gaat ook enorm op en af. Maar het was de moeite waard. Voor de terugweg stonden er nog een aantal dorpen op het programma maar dat werden vluchtige bezoekjes. Mijn gids rook huis denk ik want hij reed het automobiel zowat aan gort om zo snel mogelijk thuis te zijn. Ik heb me maar vastgehouden en het helemaal aan de Boeddha overgelaten.